(1I & 1H) Año 1 2021 semana 11 clase 1

¡Hola! ¿Qué tal?
OBJETIVOS (DOELEN)
Na deze les...
  • ...ken ik de bezittelijk voornaamwoorden
  • ...weet ik wat este, esta, estos en estas betekenen
  • ...kan ik este, esta, estos en estas gebruiken in een zin
  • ...kan ik ontkennende zinnen maken
1 / 18
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

¡Hola! ¿Qué tal?
OBJETIVOS (DOELEN)
Na deze les...
  • ...ken ik de bezittelijk voornaamwoorden
  • ...weet ik wat este, esta, estos en estas betekenen
  • ...kan ik este, esta, estos en estas gebruiken in een zin
  • ...kan ik ontkennende zinnen maken

Slide 1 - Slide

TEXTO LT p. 35
Dit waren de bezittelijk voornaamwoorden, de zelfstandig naamwoorden die erbij horen en de vertalingen die in de tekst op LT p. 35 stonden. Kijk ze zelf na:

1. sus cosas (haar spullen), 2. su madre (haar moeder), 3. su compañero (haar collega), 4. mi habitación (mijn kamer), 5. mi móvil (mijn mobiel), 6. tu chaqueta (jouw jas), 7. tu madre (jouw moeder), 8. tus amigos (jouw vrienden), 9. tus cedés (jouw cd's), 10. tus revistas (jouw tijdschriften), 11. tu mochila (jouw rugzak), 12. mis cosas del cole (mijn schoolspullen), 13. tu móvil (jouw mobiel), 14. tu casa (jouw huis)

Slide 2 - Slide

este, esta, estos, estas
  • Betekenis: dit/deze
  • Vier verschillende vormen; welke je moet gebruiken hangt af van het zelfstandig naamwoord dat erbij hoort:
--> Este libro  es interesante (=Dit boek is interessant)
--> Esta es su casa (=Dit is zijn huis)
--> Estos son mis amigos (=Dit zijn mijn vrienden)
--> Estas tiendas son grandes (=Deze winkels zijn groot)
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
este
esta
meervoud
estos
estas

Slide 3 - Slide

... es mi escritorio.

(=Dit is mijn bureau.)
A
Este
B
Esta
C
Estos
D
Estas

Slide 4 - Quiz

... son tus revistas, ¿verdad?

(=Dit zijn jouw tijdschriften, toch?)
A
Este
B
Esta
C
Estos
D
Estas

Slide 5 - Quiz

... es la habitación de mi hermana.

(=Dit is de kamer van mijn zus.)
A
Este
B
Esta
C
Estos
D
Estas

Slide 6 - Quiz

... cosas son de mi madre.

(=Deze spullen zijn van mijn moeder.)
A
Este
B
Esta
C
Estos
D
Estas

Slide 7 - Quiz

... helados son para vosotros.

(=Deze ijsjes zijn voor jullie.)
A
Este
B
Esta
C
Estos
D
Estas

Slide 8 - Quiz

... helados son para vosotros.

(=Deze ijsjes zijn voor jullie.)
A
Este
B
Esta
C
Estos
D
Estas

Slide 9 - Quiz

... es mi casa.

(=Dit is mijn huis.)
A
Este
B
Esta
C
Estos
D
Estas

Slide 10 - Quiz

Ontkennende zinnen
  • Bevestigende vs. ontkennende zinnen ('no' vóór het werkwoord)
> En mi ciudad, hay tiendas (=In mijn stad zijn er winkels)
> En mi ciudad, no hay tiendas (=In mijn stad zijn er geen winkels)

> Mi madre está en casa (=Mijn moeder is thuis)
> Mi madre no está en casa (=Mijn moeder is niet thuis) 

Slide 11 - Slide

Maak deze zin ontkennend en controleer 'm:

El colegio está en Haren.

Slide 12 - Open question

Maak deze zin ontkennend en controleer 'm:

El cine está al lado de mi casa.

Slide 13 - Open question

Maak deze zin ontkennend en controleer 'm:

Mi amiga tiene una carpeta.

Slide 14 - Open question

Vertaal en controleer:

Mijn pen zit (bevindt zich) niet in mijn rugzak.

Slide 15 - Open question

Vertaal en controleer:

Elena spreekt geen Nederlands.

Slide 16 - Open question

Vertaal en controleer:

Mijn ouders zijn niet thuis.

Slide 17 - Open question

¡Ya está!
Dat was 'm! Maak nu het huiswerk voor de volgende les:
  1. maken+nakijken: LE p. 24 ej. 9 y 12
  2. leren: LT p. 192+193

Slide 18 - Slide