Les 2 B zn/lw/bn

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* grammatica par. B
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* wat de kenmerken en functie van zelfstandig naamwoorden, lidwoorden en bijvoeglijk naamwoorden zijn in een zin.
* bepalen welke woorden zelfstandig naamwoorden, lidwoorden en bijvoeglijk naamwoorden zijn.

timer
10:00
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* grammatica par. B
* oefeningen


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* wat de kenmerken en functie van zelfstandig naamwoorden, lidwoorden en bijvoeglijk naamwoorden zijn in een zin.
* bepalen welke woorden zelfstandig naamwoorden, lidwoorden en bijvoeglijk naamwoorden zijn.

timer
10:00

Slide 1 - Slide

Terugblik
Zoekplaat; jullie hadden veel verschillende mensen, dieren en dingen gevonden.

Slide 2 - Slide

Zelfstandig naamwoord

geeft naam aan allerlei dingen:
concrete zaken: auto, boom
abstracte zaken: liefde, enthousiasme
► specifieke personen, dieren en dingen: Isa, Boris, TikTok
    

Slide 3 - Slide

Zelfstandig naamwoord (zn)
die of dat ervoor 



enkelvoud of meervoud 


verkleinwoord 


die tafel 
dat glas

tafel – tafels 
glas – glazen

tafel – tafeltje
glas – glaasje

Slide 4 - Slide

Lidwoord (lw)

Drie lidwoorden: de, het, een
bepaald of onbepaald

Altijd gepaard met zn: de wolkenkrabber, het geluk


Slide 5 - Slide

Bepaalde lw
bepaald lidwoord 'de':
► mannelijk enkelvoud: de leraar
► vrouwelijk enkelvoud: de actrice
► meervoud: de hardlopers

bepaald lidwoord 'het':
► onzijdig enkelvoud: het team


Slide 6 - Slide

Onbepaald lw
onbepaald lidwoord 'een':
► enkelvoud: een leraar
► in meervoud geen onbepaald lidwoord: leraren



Slide 7 - Slide

Bijvoeglijke naamwoord (bn)
  • zegt iets extra's over een zelfstandig naamwoord (zn)
  • eindigt vaak op -e als het voor een zn staat

Slide 8 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord (bn)
  • een stoffelijk bn geeft het materiaal aan en eindigt vaak op      - en (de houten stoel, de koperen plaat)
--> een bn staat soms voor een zn (De waardevolle schilderijen.)
--> soms achter een zn (De schilderijen zijn waardevol.)
--> soms nog verder weg (De schilderijen die ik gisteren kocht zijn erg waardevol.)

Slide 9 - Slide

Lees de theorie op blz. 174 - 175 en vergelijk jouw aantekeningen met deze theorie.

Ben je klaar? Maak opdr. 4 t/m 7

Slide 10 - Slide

ZELFSTANDIG WERKEN
Wat:
Maak opdracht 4 t/m 9 (OB)
Hoe:
In je lesboek / schrift
Je mag fluisterend overleggen.
Hulp:
Theorie uit je boek of schema werkwoordspelling
Tijd:
15 minuten
Klaar:
Lees de theorie op blz. 174-175 (HB) en vergelijk deze met jouw aantekeningen. Vul indien nodig jouw aantekeningen aan.
timer
15:00

Slide 11 - Slide

Huiswerk ?
Ma 3-2:
Grammatica par. B m. opdr. 4 t/m 9

Slide 12 - Slide