3 HAVO Freitag, den 06. September 2024 Einleitung Unterrichtstunde Deutsch

1 / 24
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Freitag, den 06. September 2024
  • Willkommen.
  • Ziele.
  • Wie war deine Ferien? Was hast du gemacht?
  • Arbeitsbuch, Heft. Etui und Laptop.
  • Regeln in der Klasse.
  • Arbeitsbuch und weiter.
  • Wiederholung Grammatik Klasse 2.
  • Zum Schluss.

Slide 2 - Slide

Ziele:
  • Planung 2024-2025
  • Wiederholung Grammatik Klasse 2

Slide 3 - Slide

Wie war deine Ferien.
Was hast du gemacht?

Slide 4 - Mind map

Jede Stunde dabei!
Arbeitsbuch         Heft                 ein gefülltes Etui     Laptop + Ladekabel
                                                                                                      + Ohrhörer/Kopfhörer

Slide 5 - Slide

Regeln in der Klasse:
Welche Regeln kennen wir schon?
  •  Bezüglich Arbeitsbuch, Heft, gefülltes Etui u.s.w.?



Slide 6 - Slide

Arbeitsbuch und weiter:
  • Wo findet man etwas im Arbeitsbuch?
  • Was behandeln wir dieses Jahr?
  •  Tests, Lese- und Hörtests
  • Wo findet man Informationen?

Slide 7 - Slide

Was soll ich machen? Ich weiß nicht was das bedeutet?
Notiere in deinem Heft!! (Noteer in je schrift!!)
  • Seite 145 Arbeitsbuch A
  • www.uitmuntend.de -> lidwoorden, meerdere betekenissen, voorbeeldzinnen enzovoort
  • www.interglot.nl
  • www.mijnwoordenboek.nl
  • vragen in de les, opletten tijdens uitleg, noteren in je schrift

Slide 8 - Slide

Wiederholung Grammatik
  • Personalpronomen.
  • Verben haben und sein.
  • Regeln der die das
  • ein/eine/kein/kein/Possessivpronomen 

Bekijk de uitleg filmpjes!!!!
  • M Aufgaben Grammatik online Brückenschlag 1, 2 und 3
  • M Slim Stampen online Brückenschlag 1, 2 und 3 Grammatik

Slide 9 - Slide

Wiederholung Grammatik
Was wissen wir noch?
  1. Wat is de stam van een werkwoord? 
  2. Wat is de standaard uitgang van zwakke werkwoorden?
  3. Vervoegen werkwoorden met sis-klank in stam?
  4. Vervoegen werkwoorden met stam op -d/-t?
  5. Voltooid deelwoord zwakke werkwoord: standaardregel + uitzonderingen
  6. Voltooid deelwoord sterke werkwoorden?

Slide 10 - Slide

Wie alt .... , Frau Müller?
A
bist du
B
sind sie
C
seid ihr
D
sind Sie

Slide 11 - Quiz

Es .... viele Vorteile.
A
habe
B
hast
C
hat
D
haben

Slide 12 - Quiz

Meine Cousinen .... ein großes Haus.
A
hast
B
hat
C
haben
D
habt

Slide 13 - Quiz

Es .... 17 Uhr!
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 14 - Quiz

.... Sie Tickets für den Film um acht Uhr?
A
Hast
B
Hat
C
Haben
D
Habt

Slide 15 - Quiz

.... du vielleicht Geld für mich?
A
Habe
B
Hast
C
Hat
D
Haben

Slide 16 - Quiz

.... die Mädchen hübsch?
A
Bin
B
Bist
C
Ist
D
Sind

Slide 17 - Quiz

Zum Schluss:
  • Was haben wir diese Stunde besprochen?
  • Heft? Etui? Notizen?

Slide 18 - Slide

Hausaufgaben Woche

Slide 19 - Slide

Wiederholung Grammatik
Was wissen wir noch?
  1. Wat kun je vertellen over de standaarduitgang van zwakke werkwoorden?
  2. Wat kun je vertellen over de uitgangen bij Modalverben?
  3. Wat valt nog meer op bij Modalverben?
  4.  Verschil zwakke werkwoorden en Modalverben!
  5. Wat betekenen de Modalverben?

Slide 20 - Slide

Modalverben: 
Modale hulpwerkwoorden (modalverben) zijn hulpwerkwoorden die extra betekenis aan het hoofdwerkwoord toevoegen. Voorbeelden van modale hulpwerkwoorden in het Nederlands zijn zullen, kunnen, mogen, moeten, willen. 

Als je bijvoorbeeld zegt: 'Petra kan zwemmen', zeg je eigenlijk dat Petra in staat is om te zwemmen (ze verdrinkt niet in water). Dat heeft natuurlijk een hele andere betekenis dan 'Petra zwemt', een zin zonder modaal hulpwerkwoord.

In het Duits zijn er ook modale hulpwerkwoorden (modalverben) zoals bijvoorbeeld: willen, können, müssen, mögen, sollen en dürfen. 

Slide 21 - Slide

Modalverben Präsens
De Duitse Modalverben verschillen in twee belangrijke opzichten van de gebruikelijke vervoeging van Duitse werkwoorden:
  1. de enkelvoudige personen (ich, du, er, sie, es) hebben een klinkerwisseling ten opzichte van het meervoud. Bv. 'ich kann' en 'wir können'.
  2. de 1ste (ich) en 3de persoon enkelvoud (er, sie, es) hebben géén uitgang. Bv. 'ich darf' én 'er darf' (dus niet 'darft!').
  3. bij sollen géén klinkerwisseling enkelvourd.
  4. extra bij wissen => enkelvoud ß in plaats van ss

Slide 22 - Slide

Möchten
Stam eindigt op een t!!
Ezelsbruggetje: eindigt de stam op een d/t begint de uitgang altijd met een e. Deze regel geldt ook voor möchten, maar.....

Uitzondering op uitgang:
bij er/sie/es/man → niet et    → e    als uitgang
er/sie/es/man möcht                   er/sie/es/man antwortet

Slide 23 - Slide

Modalverben 
  • Wat zijn de verschillen tussen het vervoegen van Modalverben en zwakke werkwoorden?
  • Welke aandachtspunten zijn er nog te vertellen m.b.t. Modalverben.
  • Wat betekenen de Modalverben?
  • Wat kun je vertellen over het werkwoord möchten?

Slide 24 - Slide