Nederlands Woordsoorten

GRAMATICA:
WOORDSOORTEN
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

GRAMATICA:
WOORDSOORTEN

Slide 1 - Slide

Zelfstandig Naamwoord
  • Concreet zelfstandig naamwoord
  • Abstract zelfstandig naamwoord
  • Eigennaam


Slide 2 - Slide

Lidwoord
  • 3 soorten
  • Bepaald lidwoord
  • Onbepaald lidwoord

Slide 3 - Slide

Werkwoord
  • Zelfstandige werkwoorden
  • Hulpwerkwoorden

Slide 4 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
  • Vertelt wat over een zelfstandig naamwoord waar het bij hoort
  • Stofflijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 5 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord
  • Wijst iets aan
  • Deze, die, dit, dat, zulk(e), zo’n, dergelijk(e), dezelfde, hetzelfde, zelf

Slide 6 - Slide

Vragend voornaamwoord
  • Geeft een vraag aan
  • Wie, wat, welk(e), wat voor (een)

Slide 7 - Slide

Voorzetsel
  • Plaats/Tijd/Reden/oorzaak
  • Tegen, onder, over, naast, voor, achter, langs, uit, van, op , via, in ,door, aan, tegenover, tussen, boven, bij, van, in, op, bij, tijdens, voor, na, door, dankzij, sinds/sedert, te, ter

Slide 8 - Slide

Wat is/zijn de hulpwerkwoorden in deze zin:
Ik ben gisteren wezen zwemmen
A
Ben ,gisteren
B
Ben, zwemmen
C
Ben, wezen, zwemmen
D
Ben, wezen

Slide 9 - Quiz

In welk antwoord staan goede voorzetsels?
A
Op, in, achter, soms
B
Boven, onder, naast, in
C
Achter , voor, lamp
D
Boven, achter, voor, naast

Slide 10 - Quiz