Quiz HC Nederland (par 2)
1 / 11
Lesson duration is: 60 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Wat was een belangrijk kenmerk van de opkomende verzorgingsstaat in Nederland?
A
De overheid hield zich alleen bezig met veiligheid
B
De overheid zorgde voor welvaart en welzijn van burgers
C
De overheid bemoeide zich niet met sociale wetgeving
D
Alleen confessionele partijen steunden de verzorgingsstaat
Slide 2 - Quiz
Welke politieke partij droeg het meest bij aan de opbouw van de verzorgingsstaat?
A
VVD
B
CDA
C
PvdA
D
D66
Slide 3 - Quiz
Waardoor werd Nederland een consumptiemaatschappij in de jaren ‘50 en ‘60?
A
Sterke loonstijging en toegenomen welvaart
B
De invloed van socialistische politiek
C
Een afname van de werkgelegenheid
D
De opkomst van religieuze organisaties
Slide 4 - Quiz
Welke ontwikkeling leidde tot minder sociale controle en meer individualisering?
A
De stijgende olieprijzen
B
De oprichting van D66
C
De groei van grote steden door verstedelijking
D
De komst van de televisie
Slide 5 - Quiz
Welke politieke partij werd opgericht als reactie op de verzuiling?
A
CDA
B
D66
C
VVD
D
PvdA
Slide 6 - Quiz
Wat was een belangrijk effect van de komst van commerciële radiozenders zoals Veronica?
A
De ontkerkelijking nam af
B
De overheid kreeg meer controle over media
C
Nieuwe niet-verzuilde omroepen ontstonden
D
De jeugd verloor interesse in popmuziek
Slide 7 - Quiz
Welke jongerengroep verzette zich het meest actief tegen de consumptiemaatschappij?
A
Nozems
B
Provo's
C
Kikkers
D
Dolle Mina
Slide 8 - Quiz
Welke verandering in de positie van de vrouw vond plaats in 1956?
A
Het einde van de wettelijke handelingsonbekwaamheid van getrouwde vrouwen
B
De legalisering van abortus
C
Het recht op gelijk loon
D
De oprichting van de PvdA
Slide 9 - Quiz
Waarom emigreerden veel Nederlanders in de jaren ‘50?
A
Woningnood en werkloosheid
B
De opkomst van de verzorgingsstaat
C
De invloed van popmuziek uit Engeland en de VS
D
De oliecrisis
Slide 10 - Quiz
Wat was een direct gevolg van de oliecrisis van 1973?
A
Een sterke daling van de huizenprijzen
B
De afschaffing van de verzorgingsstaat
C
Einde aan de economische groei en stijging van de werkloosheid
D
De opkomst van nieuwe politieke partijen
