‘Hoe kan het toch dat steeds juist die metal opduikt als spreekbuis van een opstandige generatie: een muziekstroming die al een jaar of veertig meegaat, en die wel hard is
maar toch niet zo hip? Er zijn meerdere verklaringen.
Allereerst is de heavy metal bij uitstek het geluid van de onaangepastheid, al vanaf het ontstaan van de stroming begin jaren zeventig. Bands als Black Sabbath schopten
heilige huisjes omver door te flirten met de duivel en muziek te spelen als begeleiding
bij een heksenritueel. Nog altijd keert de metalhead zich met krijsende gitaren en gecultiveerde slechte smaak af van de burgermoraal, zeker in landen waar een
dominante religie de wet voorschrijft.
Daarbij is de metal vooral de protestherrie van de gewone man, eerder dan van een intellectuele bovenlaag. Je hoeft niet heel lang na te denken om te begrijpen dat je na
een uur headbangen en haarzwaaien het hoofd aardig leeghebt gebeukt. Zonder
daarbij per se alle misstanden in de wereld te willen oplossen. De heavy metal lijkt
vooral door muren heen te willen breken, en niet zozeer te denken aan wederopbouw.
[...] De gemeenschap der metalheads is een internationale broederschap van zwarte schapen, die een universele taal spreken.’