1.4 Mengsels scheiden

1.4 Scheidingsmethoden
1 / 14
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

1.4 Scheidingsmethoden

Slide 1 - Slide

Deze les leer je
  • Verschillende scheidingsmethoden (manieren om een mengsel te scheiden)

  • Je gaat toepassen filtreren, extraheren, indampen







Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Filtreren 
  • Scheiden van vaste stof uit vloeistof (suspensie)
  • Scheiden op basis van deeltjesgrootte
  • Voorbeeld: zand uit slootwater 

Slide 4 - Slide

Bezinken en afschenken
  • Scheiden van vaste stof uit vloeistof (suspensie)
  • Scheiden op basis van dichtheid
  • Voorbeeld: theeblaadjes uit thee
  • Nadeel: het duurt vrij lang. Soms is 
filtreren of centrifugeren sneller. 

Slide 5 - Slide

Centrifugeren
  • Scheiden van vaste stof uit vloeistof (suspensie) of emulsies
  • Scheiden op basis van dichtheid
  • Voorbeeld: bloedmonsters 

Slide 6 - Slide

Indampen
  • Scheiden van opgeloste stof uit oplosmiddel
  • Scheiden op basis van kookpunt: 1 stof verdampt veel eerder.
  • Voorbeeld: zout uit zeewater

Slide 7 - Slide

Destilleren
  • Scheiden van homogene vloeistofmengsels
  • Scheiden op basis van kookpunt: 1 stof verdampt veel eerder.
  • Voorbeeld: alcohol en water uit wijn

Slide 8 - Slide

Extraheren
  • Scheiden van mengsels van vaste stoffen
  • Scheiden op basis van oplosbaarheid: sommige stoffen lossen op, andere stoffen niet
  • Voorbeeld: koffie/thee zetten (kleur-, 
smaak-, geurstoffen lossen op, drap niet)

Slide 9 - Slide

Adsorberen
  • Scheiden van kleine opgeloste stoffen uit oplosmiddel
  • Scheiden op basis van hechting
  • Voorbeeld: kleurstof uit wijn

Slide 10 - Slide

Papierchromatografie
  • Scheiden van mengsel van vaste stoffen of vloeistoffen
  • Scheiden op basis van oplosbaarheid/hechting
  • Voorbeeld: kleurstoffen scheiden

Slide 11 - Slide

Aan de slag
Lees pagina 20 en 21 en maak de opdrachten 40 t/m 46

Slide 12 - Slide

En de dader is ...
Onderzoek welke stift 
van de dader is.


Slide 13 - Slide

Met welke stift heeft de dader geschreven?
A
Kleine stift
B
Permanente marker
C
Lichtblauwe dunne stift
D
Donkerblauwe dunne stift

Slide 14 - Quiz