1 De farao werd als god vereerd. 2 De landbouw in Egypte leverde heel weinig op. 3 Egyptenaren geloofden in een hiernamaals. 4 In 2000 v.C. waren er nog geen steden in Egypte.
A
1 en 3
B
Alleen 1
C
2 en 3
D
1, 3 en 4
1 / 17
next
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1
This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Welke zin of welke zinnen zijn juist?
1 De farao werd als god vereerd. 2 De landbouw in Egypte leverde heel weinig op. 3 Egyptenaren geloofden in een hiernamaals. 4 In 2000 v.C. waren er nog geen steden in Egypte.
A
1 en 3
B
Alleen 1
C
2 en 3
D
1, 3 en 4
Slide 1 - Quiz
Lees de bron en de vier onderzoeksvragen. Voor welke vragen is de bron bruikbaar?
1 In welke tijd van het jaar overstroomde de Nijl? 2 Waardoor overstroomde de Nijl elk jaar? 3 Waarom was een groot deel van het oude Egypte onbewoond? 4 Waar waren de steden in het oude Egypte?
A
3 en 4
B
2, 3 en 4
C
2 en 3
D
1 en 4
Slide 2 - Quiz
Waarom was de Nijl voor het oude Egypte zo belangrijk?
A
Dankzij de jaarlijkse overstroming was de strook grond langs de Nijl zo vruchtbaar dat de landbouw hoge opbrengsten had.
B
De Nijl vormde een natuurlijke grens die Egypte beschermde tegen invallen van andere volkeren.
C
De Nijl was zo rijk aan vis dat er in Egypte een samenleving ontstond van jager-verzamelaars die in steden leefden.
D
De overstromingen van de Nijl zorgden voor waterkracht, die de Egyptenaren gebruikten voor het produceren van goederen in hun werkplaatsen.
Slide 3 - Quiz
Welke opmerking over de handel in Egypte is juist?
A
De Nijl was nadelig voor de handel, want de stroming van de rivier maakte handelen tussen de ene en de andere oever erg lastig.
B
Overal langs de Nijl ontstonden plaatsen, waar mensen bij elkaar kwamen om te ruilen.
C
Vanwege de grote opbrengsten kwam er steeds minder werk voor de handelaren, omdat iedereen zelf genoeg had.
D
Geen van de genoemde opmerkingen over de handel in Egypte is juist.
Slide 4 - Quiz
Welke uitspraak is juist?
A
Egyptenaren wilden doden laten voortleven.
B
Grafgiften werden geplaatst in mooie sarcofagen.
C
In de grafkamers werden na de begrafenis muurschilderingen gemaakt.
D
Lichamen van alle gestorven Egyptenaren werden gemummificeerd.
Slide 5 - Quiz
Hieronder staan drie soorten samenlevingen en twee veranderingen. Noteer de cijfers 1 t/m 5 in juiste tijdsvolgorde.
1 het ontstaan van de eerste steden 2 het ontstaan van de landbouw 3 de landbouwsamenleving 4 de landbouwstedelijke samenleving 5 de samenleving van jager-verzamelaars
A
5 --> 2 --> 3 --> 1 --> 4
B
5 --> 1 --> 3 --> 2 --> 4
C
2 --> 5 --> 3 --> 4 --> 1
D
5 --> 2 --> 1 --> 3 --> 4
Slide 6 - Quiz
Volgens historici begon met het oude Egypte een nieuwe historische periode. Wat veranderde er?
1 De Egyptenaren deden niet meer aan landbouw. 2 De Egyptenaren gingen schrijven. 3 De Egyptenaren verdrongen de jager-verzamelaars. 4 In Egypte ontstond een groot rijk. 5 In Egypte ontstond een landbouwstedelijke samenleving. 6 Jagen en verzamelen was ook in Egypte belangrijk.
A
2, 4 en 5
B
1, 2 en 6
C
2, 3 en 5
D
4, 5 en 6
Slide 7 - Quiz
Bestudeer de bron.
Uit de bron blijkt dat:
A
boeren voor de farao werkten.
B
de farao oppermachtig was.
C
de farao veel ambtenaren in dienst had.
D
geen van de genoemde antwoorden is juist.
Slide 8 - Quiz
De Egyptische samenleving was opgebouwd als een piramide met vier verschillende sociale lagen.
Bekijk de bron.
Bij welk antwoorden staan alleen maar bevolkingsgroepen die bij de DERDE sociale laag hoorden?
A
ambachtslieden, handelaren en lagere ambtenaren
B
boeren, ambachtslieden en edelen
C
de farao, hoge ambtenaren en ambachtslieden
D
landarbeiders, priesters en boeren
Slide 9 - Quiz
Deze opdracht gaat over de kleine, maar machtige bovenlaag van de Egyptische samenleving.
Uit wat voor mensen bestond de machtige bovenlaag van de samenleving, de bevolkingsgroep meteen onder de farao?
A
de naaste familieleden van de farao
B
edelen, priesters en hoge ambtenaren
C
hoge militairen in het Egyptische leger
D
rijke handelaren en ondernemers
Slide 10 - Quiz
Bekijk eerst de bron. Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1 De Egyptenaar werd groter afgebeeld dan zijn vrouw en zijn kind, om zo te laten zien dat hij belangrijker werd gevonden. 2 De bron laat zien dat de Egyptische kunstenaars de wereld realistisch wilden weergeven: precies zoals ze die voor zich zagen.
A
1. juist, 2. onjuist
B
1. juist, 1. onjuist
C
1. onjuist, 2. onjuist
D
1. juist, 2. juist
Slide 11 - Quiz
Op het plaatje links zie je grafschilderingen. Welke uitspraken zijn juist of onjuist?
1 Grafschilderingen zoals in de bron waren versieringen en hadden geen godsdienstige betekenis. 2 De grafschilderingen lieten een ideaal leven zien, zonder ziekte, armoede en ouderdom. 3 De Egyptenaren beeldden mensen altijd op dezelfde manier af: mooi en zonder gebreken.
A
1. onjuist, 2. juist, 3. juist
B
1. juist, 2. juist, 3. juist
C
1. onjuist, 2. juist, 3. juist
D
1. onjuist, 2. onjuist, 3. onjuist
Slide 12 - Quiz
Wat hebben markten met specialisatie te maken?
A
Markten zijn de oorzaak van specialisatie
B
Markten zijn het gevolg van specialisatie
C
Markten hebben niets te maken met specialisatie
D
Markten en specialisatie hebben een overeenkomst: ze kunnen alleen in een landbouwsamenleving voorkomen
Slide 13 - Quiz
Met welke belangrijke uitvinding die farao's en ambtenaren gebruikten, eindigde de prehistorie en begon de oudheid.
Slide 14 - Open question
Waarom kun je de cultuur van de Egyptenaren een beschaving noemen?
A
Omdat alle Egyptenaren op een beschaafde manier met elkaar omgingen.
B
Omdat de Egyptenaren in een landbouwstedelijke samenleving woonden.
C
Omdat de cultuur van de Egyptenaren zich door de wetenschap en de kunst steeds verder ontwikkelde.
D
Omdat jagen en verzamelen niet meer het belangrijkste bestaansmiddel was.
Slide 15 - Quiz
Het hiernamaals speelde een belangrijke rol in de godsdienst van de Egyptenaren.
In welke zin staat een direct gevolg van het geloof in het hiernamaals?
A
Traditie en wetenschap werden hierdoor heel belangrijk.
B
Priesters werden minder belangrijk in Egyptische samenleving
C
Graven werden steeds mooier gemaakt en grafgiften werden meegegeven
D
De Egyptenaren gingen in meerdere goden geloven
Slide 16 - Quiz
Een stelling: "De Egyptische samenleving was een heel oneerlijke samenleving als je kijkt naar de sociale indeling".
Welke zin is een argument voor deze stelling?
A
De verschillen in sociale positie waren op heel veel verschillende manieren te zien.
B
Vaak stond bij je geboorte al vast tot welke sociale groep je behoorde.
C
Vrouwen vormden de laagste groep enkel en alleen omdat ze vrouw waren.
D
Zelfs als je heel goed was in je werk, kon je niet naar een hogere sociale groep.