This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Proza-analyse
Herhaling analysebegrippen
Slide 1 - Slide
Voor we beginnen ...
Leeskring:
-Groepjes gevormd? Boeken gekozen?
Aangemeld bij LessonUp?
Reader proza-analyse bij de hand?
Slide 2 - Slide
Protagonist
Antagonist
Round character
Flat character
In medias res
Ab ovo
Post rem
Centrale eigenschap
Conflict
Flash back
Motief
Verteltijd
Vertelde tijd
Tijdsprong
Personage-
schema
aantal blz.
aantal woorden
Vanaf het begin
Waarom doet hij dat?
De personages
en hun verhoudingen
Slide 3 - Drag question
Protagonist
Antagonist
Round character
Flat character
In medias res
Ab ovo
Post rem
Centrale eigenschap
Conflict
Flash back
Motief
Verteltijd
Vertelde tijd
Tijdsprong
Personage-
schema
De tegenstander
Terugverwijzing
Zonder dit,
geen verhaal
Terugkerend element.
Symbolisch?
Slide 4 - Drag question
Lectuur vs. literatuur (1)
Lectuur: alles wat mensen lezen is lectuur, kranten, studieboeken, handleidingen, gedichten, romans en tijdschriften
Literatuur: een onderdeel van die lectuur is literatuur verhalen, gedichten, toneelstukken, sprookjes, romans, liedteksten, etc.
Slide 5 - Slide
Lectuur vs. literatuur (2)
Máár: niet alle verhalen, gedichten, toneelstukken, sprookjes, romans, liedteksten, etc. worden tot de Literatuur (de echte, met een hoofdletter) gerekend ...
Kwaliteitseis: tot de 'Literatuur' behoren alleen de 'goede' verhalen en gedichten
Selecteer om teknippen, kopiëren ofte verwijderen
1
Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt.
Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen.
Differentiëer
Differentiëer
Extra oefening
Extra uitdaging
Instellingen
Literatuur & Verhaalanalyse 1
Wat is literatuur?
Slide
ns, liedteksten, etc. worden tot de literatuur gerekend
Eis aan literatuur: deze moet voldoende kwaliteit hebben, je spreekt van literatuur bij ‘goede romans’ of ‘goede poëzie’. Maar wanneer is een boek of eigelijk 'goed'?
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
Literatuur <-> lectuur
diepgang <-> voorspelbaar
ontwikkeling van personages <-> rolpatronen
maatschappijkritisch <-> volgens de heersende moraal
confronterend <-> gemakkelijk
taalgebruik
Slide 8 - Slide
Bouquetreeks
Bouquetreeks wordt heel veel gelezen. Er zijn sinds 1975 vele duizenden afleveringen verschenen
Er zijn in Nederland en Vlaanderen meer dan 1 miljoen lezeressen (lezers?)
Bij Harlequin verschijnen maandelijks ww >120 nieuwe titels
Slide 9 - Slide
Vaste formule
Bouquetreeksboeken worden geschreven volgens een vaste formule (dezelfde als bij veel romantische komedies)
Een man en een vrouw ontmoeten elkaar en er is een bepaalde spanning
Helaas staan allerlei obstakels en misverstanden een relatie in de weg
Uiteindelijk worden alle obstakels en misverstanden uit de weg geruimd en krijgen ze wat
Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt.
Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen.
Differentiëer
Differentiëer
Extra oefening
Extra uitdaging
Instellingen
Vaste formule
Bouquetreeksboeken worden geschreven volgens een vaste formule (dezelfde als bij veel romantische komedies).Een man en een vrouw ontmoeten elkaar en er is een bepaalde spanning.Helaas staan allerlei obstakels en misverstanden een relatie in de weg.Uiteindelijk worden alle obstakels en misverstanden uit de weg geruimd en krijgen ze wat.
Slide
eschreven volgens een vaste formule (dezelfde als bij veel romantische komedies).
Een man en een vrouw ontmoeten elkaar en er is een bepaalde spanning. Helaas staan allerlei obstakels en misverstanden een relatie in de weg. Uiteindelijk worden alle obstakels en misverstanden uit de weg geruimd en krijgen ze wat.
Slide 10 - Slide
Detectives
-Baantjer
-Engelse detectives
-Sherlock Holmes
-Flikken Maastricht
-Havank
Slide 11 - Slide
Bedenk een vaste formule in vijf stappen voor een detective.
Slide 12 - Open question
Les 2
Slide 13 - Slide
Over vertelperspectief
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Opdracht
Lees steeds de fragmenten. Let op het perspectief. Na afloop van ieder fragment, krijg je de vraag in welk perspectief het fragment is geschreven.
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Perspectief?
A
Ik-verteller
B
Hij/zij-verteller
C
Alwetende verteller
D
Meervoudig perspectief
Slide 21 - Quiz
Slide 22 - Slide
Perspectief?
A
Ik-verteller
B
Hij/zij-verteller
C
Alwetende verteller
D
Meervoudig perspectief
Slide 23 - Quiz
Slide 24 - Slide
Perspectief?
A
Ik-verteller
B
Hij/zij-verteller
C
Alwetende verteller
D
Meervoudig perspectief
Slide 25 - Quiz
Slide 26 - Slide
Perspectief?
A
Ik-verteller
B
Hij/zij-verteller
C
Alwetende verteller
D
Meervoudig perspectief
Slide 27 - Quiz
Slide 28 - Slide
Perspectief?
A
Ik-verteller
B
Hij/zij-verteller
C
Alwetende verteller
D
Meervoudig perspectief
Slide 29 - Quiz
Slide 30 - Slide
Perspectief?
A
Ik-verteller
B
Hij/zij-verteller
C
Alwetende verteller
D
Meervoudig perspectief
Slide 31 - Quiz
Slide 32 - Slide
Slide 33 - Slide
Bij een heb je toegang tot de gedachten en gevoelens van : de ik-verteller of de hij/zij-verteller. De personale verteller is in het verhaal. De personale verteller is een perspectief. De heeft een helikopterview en heeft toegang tot de gevoelens en gedachtes van . De alwetende verteller kan geven. De alwetende verteller is een perspectief.
Een personale verteller kan zijn als de verteller bewust informatie achterhoudt of als de verteller mentaal niet stabiel is.
personale verteller
één personage
een karakter
subjectief
alwetende verteller
alle personages
vertellerscommentaar
objectief
onbetrouwbaar
Slide 34 - Drag question
De reader proza- en poëzieanalyse
Slide 35 - Slide
Proza: blz. 4 t/m 19
Elke keer: alleen de basis. Zie blz. 2
Zodra je het woord 'Verdieping' tegenkomt, mag je stoppen.
Slide 36 - Slide
1. De fabel is de chronologische volgorde van het verhaal. 2. Het sujet is de volgorde die de schrijver ervan maakt
A
1 is juist, 2 is juist
B
1 en 2 zijn onjuist
C
1 is juist 2 is onjuist
D
1 is onjuist, 2 is juist
Slide 37 - Quiz
'Dit verhaal is een sujet' Bovenstaande uitspraak is:
A
Per definitie fout
B
Mogelijk juist/onjuist
C
Per definitie goed, geldt voor alle verhalen
D
Meestal onjuist/ongebruikelijk
Slide 38 - Quiz
Een dialoog in een verhaal is qua tijd een voorbeeld van
A
Versnelling
B
Vertraging
C
Tijdsdekking
D
Discontinu
Slide 39 - Quiz
In het boek 'De aanslag' kom je een aantal keren een dobbelsteen tegen, om aan te geven dat alles door toeval wordt bepaald. Dit is een voorbeeld van:
A
Een abstract motief
B
Een leidmotief
C
Een grondmotief
D
Een verhaalmotief
Slide 40 - Quiz
Een verhaal dat in medias res begint, is per definitie:
A
Chronologisch
B
Niet-chronologisch
C
Discontinu
D
Een sujet
Slide 41 - Quiz
Onder 'ruimte' in een verhaal verstaan we:
A
De inrichting van een huis, kamer, gebouw
B
Zo'n beetje alles: kamer, weer, politieke situatie, een stad ...
C
De bewegingsvrijheid van de personages
D
Het tempo waarin het verhaal verteld wordt
Slide 42 - Quiz
Volgende les:
Huiswerk:
Lees het verhaal 'Een dag' van K. Stempels (Som)
Tijdens de les:
'Oefentoets' over dit verhaal
Slide 43 - Slide
Opdracht:
Op Som, bij de jaarbijlagen, staat het verhaal 'Een nieuwe Adam'. Lees het verhaal voor jezelf nu door.
Volgende les: groepsopdracht over 'Een nieuwe Adam'.