Taalverzorging 2.6 Aan elkaar of los?

1 / 20
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
Herhalen : Taalverzorging 2.1 Hoofdlettergebruik
                       Taalverzorging 2.2 Leestekens 
                       Taalverzorging 2.4 Meervoud
                        Taalverzorging 2.5 Tussenletters

Nieuwe theorie: Taalverzorging 2.6 Aan elkaar of los?









Slide 2 - Slide

Herhalen - de beste manier van leren

Slide 3 - Slide

Herhalen - de beste manier van leren

Slide 4 - Slide

Wat is juist?
Let op de leestekens
A
Bert als je klaar bent mag je gaan.
B
Bert, als je klaar bent mag je gaan.
C
Bert, als je klaar bent, mag je gaan.
D
Bert als je klaar bent, mag je gaan.

Slide 5 - Quiz

In welke zin kloppen de leestekens niet?
A
Ben je nog steeds zo moe?
B
Als je nu niet ophoudt, stuur ik je weg.
C
Hij moet rennen want, zijn bus komt eraan.
D
Neem je ook koffie, brood en melk mee?

Slide 6 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Paasei
B
paasei

Slide 7 - Quiz

Wat is het meervoud van
DRIE?
A
driën
B
drieën

Slide 8 - Quiz

Hoofdletters
Wat is goed?
A
's Morgensvroeg laat ik eerst de hond uit.
B
'S morgensvroeg laat ik eerst de hond uit.

Slide 9 - Quiz

Tussenletters.

Welk woord is goed geschreven?
A
ziektebeeld
B
ziektenbeeld

Slide 10 - Quiz

Tussenletters.

Welk woord is goed geschreven?
A
boekenkast
B
boekekast

Slide 11 - Quiz

Aan elkaar of los?
Een woord dat uit meerdere woorden bestaat noem je een samenstelling.
Maar schrijf je nu ontwikkelings samenwerking, ontwikkelingssamenwerking of ontwikkelings-samenwerking ?

Slide 12 - Slide

Aan elkaar of los?
Als een samenstelling lees- of uitspraakproblemen oplevert, dan plaats je een koppelteken:
  • rente-inkomsten
  • diploma-uitreiking
  • mbo-niveau

Slide 13 - Slide

De regel (1)
Woorden schrijf je aaneen, zolang het niet voor lees- of uitspraakproblemen zorgt. 
Let op:
  • rode wijnflessen (flessen die rood van kleur zijn).
  • rodewijnflessen (flessen waar rode wijn in zit/gezeten heeft)

Slide 14 - Slide

De regel (2)
Woorden schrijf je aaneen:
  • zodra het gecombineerd wordt met: er-, hier-, daar- en waar- + voorzetsel.
  • Als een werkwoord begint met een voorzetsel.

Slide 15 - Slide

Wat is de goede schrijfwijze?
Cacaobonen worden door machines .............
A
fijn gestampt
B
fijngestampt

Slide 16 - Quiz

Wat is de goede schrijfwijze?
Elk jaar doe ik mee aan de
....................................
A
goede doelenactie
B
goededoelenactie

Slide 17 - Quiz

Wat is de goede schrijfwijze?
Je mag niet rechts
............................
A
in halen
B
inhalen

Slide 18 - Quiz

De juiste spelling?
A
Lente-uitjes
B
lenteuitjes

Slide 19 - Quiz

Aan de slag!
Taalverzorging 2.6 Aan elkaar of los? (80% goed)

Slide 20 - Slide