oefentoets grieken

Waarom hebben we het over 'de Griekse wereld' en niet over 'Griekenland' als we het over de Griekse oudheid hebben?
A
Niet iedereen in de Griekse wereld was Grieks
B
De Griekse wereld was in de oudheid niet één land
C
De Griekse wereld toen was groter dan Griekenland nu
D
Niet iedereen in de Griekse wereld sprak toen Grieks
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Waarom hebben we het over 'de Griekse wereld' en niet over 'Griekenland' als we het over de Griekse oudheid hebben?
A
Niet iedereen in de Griekse wereld was Grieks
B
De Griekse wereld was in de oudheid niet één land
C
De Griekse wereld toen was groter dan Griekenland nu
D
Niet iedereen in de Griekse wereld sprak toen Grieks

Slide 1 - Quiz

De oppergod bij de Grieken was
A
Hades
B
Jupiter
C
Zeus
D
Poseidon

Slide 2 - Quiz

Voelden de Grieken zich meer verbonden met Griekenland of een stadstaat?
A
Griekenland
B
Stadstaat

Slide 3 - Quiz

Wat was het bestaansmiddel van de Grieken?
A
Landbouw
B
Handel
C
Beide

Slide 4 - Quiz

Een polis is ...
A
Een stadstaat
B
Een Grieks dorp
C
Een stadstaat met het omliggende platteland
D
Glashelder.

Slide 5 - Quiz

De Grieken waren politiek gezien geen eenheid. Op cultureel gebied was Griekenland wel een eenheid. Noem twee voorbeelden van deze culturele eenheid.

Slide 6 - Open question

In welke Griekse stadstaat ontstond democratie?
A
Sparta
B
Athene

Slide 7 - Quiz

De oude Grieken woonden in stadstaten. Welke zin over de Griekse stadstaat is niet juist?

A
Een stadstaat is een stad met omliggend gebied.
B
Een stadstaat was de belangrijkste stad in een staat.
C
Grieken noemden een stadstaat een polis.
D
IEen stadstaat was de belangrijkste stad in een staat

Slide 8 - Quiz

Welke vorm van democratie had Athene
A
Directe democratie
B
Indirecte democratie

Slide 9 - Quiz

Lees de volgende teksten van de Griekse geschiedschrijver Herodotus.

Welke bestuursvorm (=manier van regeren) beschrijft Herodotus is tekst 1?
Gebruik de tekst

Slide 10 - Open question

Welk begrip wordt door de volgende omschreven?

⇒stadsstaat – eigen regels – Athene – burgers

Slide 11 - Open question

Noem twee eisen waaraan je moest voldoen om het burgerschap te krijgen.

Slide 12 - Open question

Welke twee problemen wilden de Grieken oplossen door koloniën te stichten?

Slide 13 - Open question

Leg uit dat het Griekse landschap een oorzaak was van de Griekse kolonisatie.

Slide 14 - Open question



Leg met behulp van de bron of de Oude Grieken in de prehistorie of in de historie leefden.
Bron: Een schaal afkomstig uit het Oude Griekeland.

Slide 15 - Open question

In welke gebieden hadden de Grieken kolonies?
Kies het juiste antwoord.


A
Gebied B, F en A
B
Gebied B, E en D
C
Gebied B, C en D
D
Gebied A, B en D

Slide 16 - Quiz

Leg uit hoe het schervengericht werkte.

Slide 17 - Open question

Leg uit waarom sommige mensen vinden dat de Atheense democratie eigenlijk geen echte democratie was.

Slide 18 - Open question

Wat betekent democratie?
A
Een koning regeert
B
Het volk regeert
C
Een tiran regeert
D
Een kleine groep rijken regeert

Slide 19 - Quiz

Lees de bron. (klik op de bron om in te zoomen)
Welk gevolg had de beslissing van Cleisthenes?

A
In Athene werd een tirannie ingesteld.
B
De macht ging van de adel over naar de burgers.
C
De burgers werden afhankelijk van de aristocraten.
D
Alle mannen vanaf achttien jaar kregen stemrecht.

Slide 20 - Quiz