Woordenboekgebruik oefenen

Ga fijn op je plek zitten

Check even:
* Telefoon in telefoontas?
* Jas uit?
* Oortjes uit?
* Spullen op tafel?


1 / 21
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1-3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Ga fijn op je plek zitten

Check even:
* Telefoon in telefoontas?
* Jas uit?
* Oortjes uit?
* Spullen op tafel?


Slide 1 - Slide


1. The alphabet
2. Practice with your dictionary

Slide 2 - Slide

Hoe zoek je op?
1e letter
daarna verder kijken

ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ

Slide 3 - Slide

Op welke pagina vind je het woord:
kitchen

Slide 4 - Open question

Wat betekent het woord:
syllable

Slide 5 - Open question

Op welke pagina beginnen de woorden met de letter D?

Slide 6 - Open question

Op welke pagina vind je het woord:
pinafore

Slide 7 - Open question

Wat betekent het woord:
pinafore

Slide 8 - Open question

Hoeveel vertalingen heeft het woord:
plain

Slide 9 - Open question

Welk woord kom je tegen vóór het woord: macho

Slide 10 - Open question

Vul de eerste betekenis die je kunt vinden van het woord: acquaintance

Slide 11 - Open question

Woorden met meer betekenissen
voorbeeld: duck

A.  duck, zn.       eend
B.  duck, ww.      (weg)duiken
C.  duck, n.         een soort katoen

Slide 12 - Slide

If you’re too tall, you’d better duck when you go through the door.
A
eend
B
wegduiken
C
een soort katoen

Slide 13 - Quiz

We went to the park to feed the ducks.
A
eend
B
wegduiken
C
een soort katoen

Slide 14 - Quiz

My new summer dress is made of duck.
A
eend
B
wegduiken
C
een soort katoen

Slide 15 - Quiz

The duck ate the bread crumbs.
A
eend
B
wegduiken
C
een soort katoen

Slide 16 - Quiz

If you duck, you won’t get hit by the ball.
A
eend
B
wegduiken
C
een soort katoen

Slide 17 - Quiz

The boy ducked when the paper airplane soared by.
A
eend
B
wegduiken
C
een soort katoen

Slide 18 - Quiz

* Zorg dat je altijd de titel begrijpt, dus als je daar woorden niet van kent, zoek ze op!

* Zoek niet elk woord in de tekst op dat je niet kent, dat kost veel te veel tijd. Vaak kun je een zin of tekst echt wel begrijpen zonder dat je alle woorden precies kent.
 

Slide 19 - Slide

* Als een tekst echt heel moeilijk is, maak eerst de makkelijkere teksten en doe de moeilijke tekst op het laatst.
* Soms staan er onder de tekst de moeilijke woorden vertaald. Kijk hier altijd naar, dat helpt echt met het tekstbegrip.
* Oefen thuis met het opzoeken van woorden, dan gaat dit tijdens de toets sneller en heb je meer tijd voor de vragen.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide