1. Je verzamelt meer informatie over de mogelijke interventies.
Zijn ze aanvaardbaar voor de cliënt?
Zijn ze haalbaar voor de cliënt en zijn naasten?
Is er wetenschappelijk bewijs voor de interventies?
Zijn ze uitvoerbaar voor de cliënt en de zorgprofessional?
Wat zijn de capaciteiten van de verpleegkundige(n)?
Wat is de relatie met de diagnose (relevantie)?
2. Je kijkt naar mogelijke alternatieven. Samen met de cliënt weeg je de verschillende opties af.
3. Je vergelijkt de alternatieven opties
4. Je maakt een keuze voor de best passende interventies met bijbehorende activiteiten.
5. Je implementeert de interventies.
6. Je evalueert de besluitvormingsstappen.