Economisch bekeken - H8.1 productie (B)

8.1. Productie (B)
1 / 15
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

8.1. Productie (B)

Slide 1 - Slide

OPDRACHT
  • Een ondernemer start een kano
     bedrijf. Hij produceert en verkoopt
     authentieke houten kano's.
  • Je krijgt 2 minuten de tijd om 5
     dingen te noteren die hij nodig
     heeft (mag een product zijn, maar
     hoeft niet).
timer
2:00
OPDRACHT

Slide 2 - Slide

Aan het eind van deze paragraaf kun je:
  • uitleggen wat er nodig is om te produceren.
  • uitleggen welke soorten productie er zijn
  • uitleggen wat formele productie / betaalde productie en informele productie / onbetaalde productie is.
  • uitleggen wat productiefactoren zijn en de productiefactoren kunnen noemen en uitleggen.
  • uitleggen wat kapitaalgoederen en investeren betekenen.
Wat gaan we leren?

Slide 3 - Slide

Er zijn twee soorten van produceren, waarvan één onbetaalde productie / informele productie is.

Onbetaalde productie / informele productie
  • Dat is iets doen of maken zonder betaald
     te 
    worden. Er is geen administratie.
  • Voorbeelden: eten koken, de was doen en
      je fiets repareren.




Onbetaalde productie / Informele productie

Slide 4 - Slide

Er zijn twee soorten van produceren, waarvan één betaalde productie is.

  • Betaalde productie / Formele productie:    Dat is iets wat bedrijven of de overheid   
      doen of maken tegen betaling. Er is ook
      een administratie.

  • Voorbeelden: Eten in een restaurant, een
      pizza bestellen, naar de kapper gaan etc.




Betaalde productie / Formele productie 

Slide 5 - Slide

  • Kapitaal = Hulpmiddelen bij de
      productie in bedrijven
      (Kapitaalgoederen).
  • Arbeid = Het werken van mensen.
  • Natuur = Alles wat niet door
      mensen is gemaakt, zoals
      de bodem, zonlicht, regenwater,
      grondstoffen uit de bodem.
  • Ondernemerschap
Productiefactoren

Slide 6 - Slide

  • Kapitaal = Hulpmiddelen bij de
      productie in bedrijven
      (Kapitaalgoederen).
  • Arbeid = Het werken van mensen.
  • Natuur = Alles wat niet door
      mensen is gemaakt, zoals
      zonlicht, regenwater,
      grondstoffen uit de bodem.
Productiefactoren

Slide 7 - Slide

  • Kapitaalgoederen zijn     hulpmiddelen die je nodig hebt   om te kunnen produceren.
  • Bijvoorbeeld: Machines, gebouw, robots, voertuigen, voorraad grondstoffen, voorraad eindproducten etc.
Kapitaalgoederen

Slide 8 - Slide

Kapitaalintensief
Arbeidsintensief
Kapitaalintensief en arbeidsintensief *

Slide 9 - Slide

VRAGEN?

Slide 10 - Slide

OPDRACHTEN
  • Maak de opgaven 1 t/m 14 op bladzijde 86 en 87 van
     werkboek 3B!
  • Klaar? Ga dan aan de slag met het huiswerk. Dat zijn
     opgave 15 t/m 27 op bladzijde 87 en 88.
  • Klaar? Dan kun je nakijken en heb je geen huiswerk.






timer
10:00
Rood = Zelfstandig en stil werken. 
Geel = Fluisteren en overleggen toegestaan
Groen = Praten

Slide 11 - Slide

Gatentekst
1) _______ is iets doen of maken tegen betaling, bijvoorbeeld door bedrijven. Hiervoor zijn 2) _______ nodig. Dit zijn de middelen die nodig zijn om te produceren. Dit zijn kapitaal, arbeid en natuur (KAN, KANO). 3) _______ zijn machines, gebouwen, gereedschappen en grondstoffen die nodig zijn om iets te maken. 4) _______ is de tijd en de inzet van mensen die iets maken of doen. 5) _______ zijn de natuurlijke hulpbronnen die gebruikt worden om iets te maken, zoals olie, gas, hout en water. 6) _______ zijn goederen die nodig zijn om te kunnen produceren, zoals machines en gebouwen. 7) _______ betekent het aanschaffen van kapitaalgoederen om zo meer productie mogelijk te maken en inkomsten te vergroten. Als er veel kapitaalgoederen nodig zijn is de productie 8) _______.
Vul in in de tekst!
  • Investeren
  • Natuur
  • Kapitaalintensief
  • Kapitaal
  • Betaald
     produceren
  • Kapitaalgoederen
  • Arbeid
  • Productiefactoren

Slide 12 - Slide

Gatentekst
BETAALD PRODUCEREN is iets doen of maken tegen betaling, bijvoorbeeld door bedrijven. Hiervoor zijn PRODUCTIEFACTOREN nodig. Dit zijn de middelen die nodig zijn om te produceren. Dit zijn kapitaal, arbeid en natuur (KAN, KANO). KAPITAAL zijn machines, gebouwen, gereedschappen en grondstoffen die nodig zijn om iets te maken. ARBEID is de tijd en de inzet van mensen die iets maken of doen. NATUUR zijn de natuurlijke hulpbronnen die gebruikt worden om iets te maken, zoals olie, gas, hout en water. KAPITAALGOEDEREN zijn goederen die nodig zijn om te kunnen produceren, zoals machines en gebouwen. INVESTEREN betekent het aanschaffen van kapitaalgoederen om zo meer productie mogelijk te maken en inkomsten te vergroten. Als er veel kapitaalgoederen nodig zijn is de productie KAPITAALINTENSIEF.

Slide 13 - Slide

Huiswerk voor de volgende les:
  • Maak de opgaven 1 t/m 27 van hoofdstuk
     8.1 productie op bladzijde 86 t/m 88 van
     werkboek 3B!
Huiswerk

Slide 14 - Slide

Bedankt en fijne dag!

Slide 15 - Slide