Kern 1TH - Les 6 Bijvoeglijke naamwoorden

WELKOM!




De gele stift ligt op een houten tafel.
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

WELKOM!




De gele stift ligt op een houten tafel.

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
- Ik kan een lidwoord (lw) in een zin benoemen.
- Ik kan een zelfstandig naamwoord (zn) in een zin benoemen.
- Ik kan een werkwoord (ww) in een zin benoemen.

- Ik kan een bijvoeglijk naamwoord (bn) in een zin benoemen.

Slide 2 - Slide

Pak je laptop
Ga naar Teams
Klik op de link van Cambiumned
- Maak van 'Lidwoorden' opdracht 1 en 2.
- Maak van 'Zelfstandige naamwoorden' opdracht 1 en 2.

Klaar? Ruim je laptop op en pak boek + schrift

Slide 3 - Slide

Bij welke woordgroep horen
'de', 'het' en 'een'?
A
lidwoord (lw)
B
bijvoeglijk naamwoord (bn)
C
zelfstandig naamwoord (zn)
D
werkwoord (ww)

Slide 4 - Quiz

Hoe benoem je woorden als 'rennen', 'darten', 'voetballen' en 'dansen'?
A
lidwoord (lw)
B
bijvoeglijk naamwoord (bn)
C
zelfstandig naamwoord (zn)
D
werkwoord (ww)

Slide 5 - Quiz

Herhalen
Lidwoord en zelfstandig naamwoord

Slide 6 - Slide

Lidwoord (lw)

- Er zijn drie lidwoorden: de, het en een.
- De en het zijn bepaalde lidwoorden (blw).
- Een is een onbepaald lidwoord (olw).
- Een lidwoord staat altijd voor een zelfstandig naamwoord (zn).
   Let op: soms staat er een bijvoeglijk naamwoord tussen het  
   lidwoord en het zelfstandig naamwoord.
- Let op: een betekent soms niet een, maar één

Slide 7 - Slide

Zelfstandig naamwoord (zn)
- Het zn is op heel veel manieren te herkennen:
       > Er kan een lidwoord of bijvoeglijk naamwoord staan.
       > Het zijn vaak medipladi: mensen, dieren, planten, dingen.
       > Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken.
       > Je kunt er vaak een meervoudsvorm van maken.
- Ook (aardrijkskundige) namen zijn zn!

Slide 8 - Slide

De gele stift ligt op een houten tafel.
'stift' is een zn, want...
- het is een medipladi (ding)
- er staat een lidwoord voor (de)
- er staat een bijvoeglijk naamwoord voor (gele)
- je kunt er een verkleinwoord van maken (stiftje)
- je kunt er een meervoudsvorm van maken (stiften)
        

Slide 9 - Slide

Leg op zo veel mogelijk manieren uit dat 'tafel' ook een zn is.

Slide 10 - Open question

Bijvoeglijk naamwoord (bn)
- Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig   
   naamwoord (zn); het geeft een eigenschap aan.
- Meestal staat het bijvoeglijk naamwoord vóór het zelfstandig  
   naamwoord, maar het kan er ook achter staan.
- Een bijvoeglijk naamwoord dat aangeeft van welke stof of welk 
   materiaal iets gemaakt is, noem je stoffelijk bijvoeglijk naamwoord.

Slide 11 - Slide

Zoek de bijvoeglijke naamwoorden
1. a. Op onze website vindt u uitgebreide informatie over activiteiten in uw buurt. 
b. De knalharde muziek werd pas om 03:00 uur uitgezet. 
c. Het filmpje dat hij me deze week liet zien, was echt het stomste ooit.
d. De lichtmetalen velgen zijn een opvallend detail van de racewagen. 

Slide 12 - Slide

Zoek de bijvoeglijke naamwoorden
1. a. Op onze website vindt u uitgebreide informatie over activiteiten in uw buurt. 
b. De knalharde muziek werd pas om 03:00 uur uitgezet. 
c. Het filmpje dat hij me deze week liet zien, was echt het stomste ooit.
d. De lichtmetalen velgen zijn een opvallend detail van de racewagen. 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

De gele stift ligt op een houten tafel.
Het bn kan zowel vóór als achter het zn staan!

De gele stift <-> de stift is geel.
Een houten tafel <-> een tafel van hout.

Slide 15 - Slide

Nu maken/ huiswerk

Slide 16 - Slide