Theme 4 - Lesson 4

Theme 4
After school

Lesson 4
1 / 37
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Theme 4
After school

Lesson 4

Slide 1 - Slide

Today's lesson
Words A up to D
Stone 10 - check exercise 8/9/10
Grammar 10 - check exercise 12/13
Speaking exercise - Describing relatives and/or Who am I?

Slide 2 - Slide

engine

Slide 3 - Open question

enroll

Slide 4 - Open question

profession

Slide 5 - Open question

sacrifice

Slide 6 - Open question

vacancy

Slide 7 - Open question

liefhebber

Slide 8 - Open question

toegewijd

Slide 9 - Open question

tijdverdrijf

Slide 10 - Open question

handenarbeid

Slide 11 - Open question

worsteling

Slide 12 - Open question

Today's lesson
Words A up to D
Stone 10 - check exercise 8/9/10
Grammar 10 - check exercise 12/13
Speaking exercise - Describing relatives and/or Who am I?

Slide 13 - Slide

  1. Photography is a pastime that I can't get enough of. 
  2. What do you do in your spare time? 
  3. How did you get into Irish dancing? 
  4. My love for it started when my mother taught me to sew. 
  5. I really like going to the gym because I enjoy being physically active. 
  6. Nicole enjoys creative activities such as painting. 

  1. Fotografie is een tijdverdrijf waar ik geen genoeg van krijg. 
  2. Wat doe je in je vrije tijd? 
  3. Hoe ben je geïntereseerd geraakt in Ierse dans? 
  4. Mijn liefde ervoor begon toen mijn moeder me leerde naaien. 
  5. Ik vind het erg leuk om naar de sportschool te aan omdat ik ervan hou om lichamelijk actief te zijn. 
  6. Nicole vindt creatieve activiteiten zoals schilderen leuk.

Slide 14 - Slide

Exercise 9
  1. I got interested in snakes when I was eleven years old. 
  2. We go dancing whenever we can. 
  3. I go inline skating almost every day because it keeps me fit. 
  4. Eric is into fashion design. 
  5. Jewellery-making is a pastime that takes up a lot of my time. 
  6. Stephanie is passionate about kart racing. / Kart racing is something that Stephanie is very passionate about. 

Slide 15 - Slide

Exercise 10
  1. How did you get into this unusual hobby 
  2. My passion for it started when I received a crafts magazine 
  3. But it's something I can't get enough of 
  4. I go to my hobby room whenever I can 
  5. Do you have any other hobbies 
  6. My other favourite pastime is skating 
  7. I like skating because I enjoy being outside 
  8. because I enjoy the speed, and it keeps me healthy/fit

Slide 16 - Slide

Exercise 12
  1. who
  2. which
  3. that
  4. whose
  5.  that
  6. which
  7. that
  8. who

Slide 17 - Slide

Exercise 13
  1. which, that, X
  2. which, that, X
  3. which 
  4. which
  5. who
  6. who
  7. which, that
  8. whose 

Slide 18 - Slide

Today's lesson
Words A up to D
Stone 10 - check exercise 8/9/10
Grammar 10 - check exercise 12/13
Speaking exercise - Describing relatives and/or Who am I?

Slide 19 - Slide

Describing Relatives

Maak een groepje van 2 a 3 personen en bespreek wie eerst mag beginnen. Deze leerling kiest een persoon uit de 21 kaarten en vertelt niet welk plaatje is gekozen. De andere leerlingen proberen te raden welk plaatje het is door vragen te stellen (in het Engels) aan de hand van het uiterlijk van de personen. Leg alle kaarten met het gezicht omhoog en als er een weg valt, dan draai je deze om.


Tip!

Stel de vragen zoals hieronder:
- Is it a man?
- Does he wear glasses?
- Does he have dark hair?
Good luck!




Slide 20 - Slide

Who am I?

Een iemand gaat even buiten het lokaal staan. Met de klas beslissen we (fluisterend) wat of wie deze leerling is. 

Als hij/zij terug komt in het lokaal moet hij/zij raden wie of wat hij is. 


Voorbeelden van vraagzinnen zijn:

 “Am I a man?”
“Am I a woman?”
“Am I an object?”
“Do I have blonde hair?”
“Am I famous?”
“Am I something you use every day?”





Slide 21 - Slide

2vm Homework English
Tuesday - 11th of May 
Study words A up to D
Study stone 10

Book:
Read up to page 31
Test - Tuesday 1st of June


Slide 22 - Slide

3c Homework English
Monday - 10th of May
Study words A up to D
Study stone 10

Book:
Read up to page 31
Test - Monday 31st of May

Slide 23 - Slide

3d Homework English
Wednesday 13th of May
Study words A up to D
Study stone 10

Book:
Read up to Chapter 4
Test - Wednesday 2nd of June

Slide 24 - Slide

Relative Clauses 
Als je extra informatie over iets/iemand wilt geven, gebruik je een relative clause. (betrekkelijke bijzin in het Nederlands) 

Zo'n bijzin begint meestal met: who, which of that. In het Nederlands begint de zin vaak met die/dat. 

Slide 25 - Slide

Relative Clauses
Who - personen 
Which - dieren of dingen 
That - personen, dieren of dingen. 
That is informeler dan who/which

Sam, who lives next door, is my best friend. Zonder de relative clause is het nog steeds een goedlopende zin. 

Slide 26 - Slide

Soms heeft de bijzin alleen extra informatie. Je gebruikt dan nooit that, maar altijd who/which. Deze bijzin staat tussen komma's en kan weggelaten worden zonder dat de zin onduidelijk wordt. 

Carla, who is my best friend, loves to paint. 

Slide 27 - Slide

Je kunt who/which samen met voorzetsels gebruiken. Meestal staat het voorzetsel dan achteraan in de bijzin. 
The gym, which we always practise in, is closed. 

Het voorzetsel kan ook vooraan in de bijzin staan, dit is formeler. Who veranderd dan soms in whom. 
The instructor, about whom you told me, is really nice. 

Slide 28 - Slide

Whose geeft bezit aan. Je vertaalt het met: 
waarvan, van wie, wiens of wier. 

The girl, whose passion is dancing, went to the club. 

Slide 29 - Slide

Welke RELATIVE CLAUSE past in deze zin:
I want to read the book........you gave me.
A
which, that , who
B
which, that, X
C
who, whose, whom
D
which, that

Slide 30 - Quiz

Welke RELATIVE CLAUSE past in deze zin:
The officer, about....... you told me , was nice
A
who, that
B
who, that, X
C
whom,
D
which, that

Slide 31 - Quiz

We had spaghetti .... is my favourite meal, for dinner last night.
A
whom
B
whose
C
which
D
who

Slide 32 - Quiz

This is Mary, ...
is taking over my job when I leave.
A
who
B
which
C
that
D
whose

Slide 33 - Quiz

The photocopier, ...
has a two-year guarantee, cost $2000.
A
who
B
which
C
that
D
whose

Slide 34 - Quiz

He is the consultant ...
advice I rely on.
A
whose
B
who
C
that
D
whom

Slide 35 - Quiz

The people ...
were stopped at the border were all from Eastern Europe.
A
whose
B
which
C
that
D
whom

Slide 36 - Quiz

Questions?

Slide 37 - Mind map