- werkwoorden: je moet altijd het hele werkwoord opzoeken
Let ook op de sterke werkwoorden (verandering van de stam...)
- zelfstandige naamwoorden: altijd in enkelvoud opzoeken.
Let ook op de context, kies niet de eerste vertaling!
En: de Duitsers houden van lange woorden, je moet dan 1 voor 1 opzoeken.
der Firmensitz: 1. die Firma = het bedrijf
2.der Sitz = zetel => woon-, verblijfplaats, residentie
==> het adres van het bedrijf