Gevaren elektriciteit

Hoe kan elektriciteit voor gevaar zorgen?
1 / 20
next
Slide 1: Mind map
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Hoe kan elektriciteit voor gevaar zorgen?

Slide 1 - Mind map

Huisinstallatie

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Elektriciteitsdraad
  • Fasedraad
  • Nuldraad
  • Aarddraad (verbonden met metalen pin in de grond)
  • Schakeldraad

Slide 4 - Slide

Kortsluiting

Slide 5 - Slide

Overbelasting

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Een zekering detecteert een:
A
Verliesstroom
B
Te grote stroom
C
Te grote spanning
D
Verliesspanning

Slide 8 - Quiz

Wanneer ontstaat kortsluiting?
A
Kortsluiting ontstaat wanneer er teveel verbruikers aangesloten worden op een elektrische kring.
B
Kortsluiting ontstaat wanneer de nuldraad contact maakt met de aardingsdraad.
C
Kortsluiting ontstaat wanneer de fasedraad en de aardingsdraad contact maken.
D
Kortsluiting ontstaat wanneer er geen verbruiker is in de elektrische kring.

Slide 9 - Quiz

Wanneer krijgen we overbelasting?
A
Als er te weinig toestellen op 1 groep aangesloten zijn.
B
Als er teveel toestellen op 1 groep aangesloten zijn.
C
Als er een defect toestel op de groep aangesloten is.
D
De juiste reden wordt niet vermeld.

Slide 10 - Quiz

Wat is elektrocutie?
A
Elektrocutie is een dodelijke spanning die door het lichaam loopt.
B
Elektrocutie is het ontstaan van brand door het slecht gebruik van toestellen.
C
Elektrocutie is een dodelijke stroom die door het lichaam loopt.
D
Elektrocutie is een synoniem voor kortsluiting.

Slide 11 - Quiz

Het effect van een elektrische stroom in het lichaam hangt af van:
A
De grootte van de stroom, de duur en de baan van de stroom.
B
De grootte van de stroom.
C
De weerstand van het lichaam.
D
De spanning van de bron.

Slide 12 - Quiz

Vanaf hoeveel ampère is een elektrische stroom (meestal) dodelijk?
A
1000 A
B
100 A
C
100 mA
D
1 A

Slide 13 - Quiz

Aarding is
A
een geleider die in het toestel met de behuizing verbonden is.
B
een isolator die in het toestel met de behuizing verbonden is.
C
een geleider die in het toestel met de elektronica verbonden is.
D
een isolator die in het toestel met de elektronica verbonden is.

Slide 14 - Quiz

Welke toestellen worden voorzien van 'aarding'?
A
Toestellen met groot vermogen.
B
Toestellen met een klein vermogen.
C
Toestellen met een behuizing uit isolerend materiaal.
D
Toestellen met een metalen behuizing.

Slide 15 - Quiz

De spanning van het lichtnet is .......
A
U= 12 V
B
U= 230 V
C
U= 9 V
D
U = 1,5 V

Slide 16 - Quiz

Op de fasedraad staat
A
nooit spanning
B
nooit stroom
C
altijd spanning
D
altijd stroom

Slide 17 - Quiz

Er is een zekering doorgeslagen, wat is een mogelijke oorzaak?
A
overbelasting
B
Piet zit aan de aardleiding
C
kapotte lamp
D
de nul draad is kapot

Slide 18 - Quiz

Welke kleur heeft de fasedraad
A
blauw
B
bruin
C
zwart
D
groen/geel

Slide 19 - Quiz

Welke kleur heeft de aardedraad?
A
blauw
B
bruin
C
zwart
D
groen/geel

Slide 20 - Quiz