Spelling ww alle tijden

Hij (beven t.t.) van angst
A
beefdt
B
beeft
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
SpellingBasisschool

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Hij (beven t.t.) van angst
A
beefdt
B
beeft

Slide 1 - Quiz

de kok (bereiden t.t.) het gerecht
A
bereidt
B
bereid

Slide 2 - Quiz

De steiger (storten v.t.) in.
A
storte
B
stortte

Slide 3 - Quiz

De agent (houden t.t.) het verkeer tegen.
A
houdt
B
houd

Slide 4 - Quiz

(vinden t.t.) je zusje een bal?
A
vindt
B
vind

Slide 5 - Quiz

(vinden) jij je zusje lief?
A
vindt
B
vind

Slide 6 - Quiz

De lamp (verlichten v.t.) de kamer
A
verlichtte
B
verlichte

Slide 7 - Quiz

Het vliegtuig (storten v.t.) neer.

Slide 8 - Open question

De mannen (spitten v.t.) de tuin om.

Slide 9 - Open question

(beantwoorden t.t.) je de vraag?

Slide 10 - Open question

De jongen (houden t.t.) de pen vast.

Slide 11 - Open question

Wij (kleden v.t.) ons om.

Slide 12 - Open question

Hij (racen t.t.) door de straat.
A
racet
B
raced

Slide 13 - Quiz

Zij (surfen t.t.) graag.

Slide 14 - Open question

Hij (finishen t.t.) als eerste.

Slide 15 - Open question

dictee

Slide 16 - Open question

dictee

Slide 17 - Open question

dictee

Slide 18 - Open question

dictee

Slide 19 - Open question

dictee

Slide 20 - Open question