What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Peutertaal
Iets doen
Iets zijn
zus helpen
kindje spelen
zonnetje schijnt
broertje slapen
jurk mooi
buurman boos
opa blij
Timo verdrietig
1 / 15
next
Slide 1:
Drag question
Nederlands
Secundair onderwijs
This lesson contains
15 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Iets doen
Iets zijn
zus helpen
kindje spelen
zonnetje schijnt
broertje slapen
jurk mooi
buurman boos
opa blij
Timo verdrietig
Slide 1 - Drag question
Iets doen
zus helpen
kindje spelen
zonnetje schijnen
broertje slapen
Iets zijn
jurk mooi
buurman boos
opa blij
Timo verdrietig
Slide 2 - Slide
Iets doen
zus komt helpen
kindje gaat spelen
zonnetje mag schijnen
broertje wil slapen
Iets zijn
jurk is mooi
buurman wordt boos
opa blijft blij
Timo blijkt verdrietig
Slide 3 - Slide
WWG
= iets doen
doen-relatie
Welke
werkwoorden
zeggen wat het onderwerp
doet
of wat ermee gebeurt?
NWG
= iets zijn
zijn-relatie
Welke woorden zeggen hoe, wie of wat het onderwerp
is of wordt?
Slide 4 - Slide
Zijn volgende zinnen WWG of NWG?
Slide 5 - Slide
De zon schijnt hard.
A
WWG
B
NWG
Slide 6 - Quiz
Katrien werkt in de tuin.
A
WWG
B
NWG
Slide 7 - Quiz
De chauffeur wil mijn abonnement.
A
WWG
B
NWG
Slide 8 - Quiz
Nemen jullie de bus naar school?
A
WWG
B
NWG
Slide 9 - Quiz
De leerlingen zijn hun boekentassen vergeten.
A
WWG
B
NWG
Slide 10 - Quiz
De hond schijnt gevaarlijk te zijn
A
WWG
B
NWG
Slide 11 - Quiz
Als ik hem zie, moet ik altijd blozen
A
WWG
B
NWG
Slide 12 - Quiz
PV
PV + inf.
PV + VD
PV + te + inf
PV + aan het + inf
PV+ wed. vnmw.
PV + ADPV
PV + WWU
a) Ik zal een taart bakken.
b) Ze lust alleen appeltaart.
c) Mijn oma heeft me een recept gegeven.
d) Mijn mama staat te zingen.
e) We ruimen de keuken op.
f) De gasten zullen zich amuseren.
g) John zou die wel eens met lange tanden kunnen opeten.
h) Mila is aan het eten.
Slide 13 - Drag question
De delen van het gezegde
1) PV
2) PV + INF
3) PV + VD
4) PV + te + INF
5) PV + aan het + INF
6) PV + wed. vnmw.
7) PV+ INF + INF
8) PV + VD + INF
9) PV+ ADPV
10) PV + WWU
Slide 14 - Slide
Delen van het gezegde
Infinitief = "zal"-woordjes
Voltooid Deelwoord = "heb"-woordjes
Wederkerend voornaamwoord= wijst naar het onderwerp van de zin.
Werkwoordelijke uitdrukking= niet letterlijk
ADPV= afscheidbaar deel van de PV (nadenken, opeten, uitrekenen...)
Slide 15 - Slide
More lessons like this
Peutertaal
November 2020
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Fase 2: Het gezegde - inoefenen
August 2024
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Herhaling deel 1 (werkwoorden-woordleer-zinsleer)
October 2020
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Zinsdelen
March 2021
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Vraag 8 - grammatica
November 2020
- Lesson with
35 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Zinsleer - herhaling
May 2023
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Zinsleer - herhaling
March 2022
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Zinsleer - herhaling
September 2024
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Secundair onderwijs