This lesson contains 12 slides, with text slides.
In veel zinnen komt een voltooid deelwoord voor:
- Het vliegtuig is op Schiphol geland.
- Robin heeft geen straf gekregen.
- Ik heb mijn kamer opgeruimd.
- Sonja heeft haar zonnebril gepoetst.
- Mijn ouders zijn gisteren vertrokken.
Een voltooid deelwoord staat alleen in een zin met een persoonsvorm.
Als er een voltooid deelwoord in de zin staat, is de persoonsvorm meestal een vorm van zijn, hebben of worden.
- Het vliegtuig is (pv) op Schiphol geland.
- Robin heeft (pv) geen straf gekregen.
- Ik heb (pv) mijn kamer opgeruimd.
- Sonja heeft (pv) haar zonnebril gepoetst.
- Mijn ouders zijn (pv) gisteren vertrokken.
HET VOLTOOID DEELWOORD
laatste letter: -t of een -d
Gebruik de verlengproef om te horen of je
een -t of een -d aan het eind moet schrijven.
Je maakt het voltooid deelwoord met een t-klank langer met -e.
Je hoort dan of je een -t of een -d moet schrijven.
Hij heeft zijn geld eerlijk ... (verdienen).
verdient of verdiend?
Langer maken met -e: verdiende
Je hoort een -d, dus je schrijft VERDIEND
Hij heeft zijn geld eerlijk verdiend.
Heeft Julia haar fiets al .... (maken)?
gemaakt of gemaakd?
Langer maken met -e: gemaakte
Je hoort een -t, dus je schrijft GEMAAKT
Heeft Julia haar fiets al gemaakt?