signaalwoorden blz 3,4,5 versie 1

Vertaal:
aim
REDEN, OORZAAK
1 / 39
next
Slide 1: Open question
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Vertaal:
aim
REDEN, OORZAAK

Slide 1 - Open question

Vertaal:
since
REDEN, OORZAAK

Slide 2 - Open question

Vertaal:
in the past ( 3 woorden!)
TIJD

Slide 3 - Open question

Vertaal:
present (1 woord!)
TIJD

Slide 4 - Open question

Vertaal:
such as
VERGELIJKING

Slide 5 - Open question

Vertaal:
if ( 1 woord!)
VOORWAARDE

Slide 6 - Open question

Vertaal:
als, indien

Slide 7 - Open question

Vertaal:
tenzij

Slide 8 - Open question

Vertaal:
zoals

Slide 9 - Open question

Vertaal:
kortom

Slide 10 - Open question

Vertaal:
met als gevolg

Slide 11 - Open question

Welke hoort er niet bij? (heeft een andere vertaling)
A
because
B
consequently
C
since
D
as

Slide 12 - Quiz

Welke hoort er niet bij? (heeft een andere vertaling)
A
despite
B
in spite of
C
instead

Slide 13 - Quiz

Welk woord geeft een conclusie aan?
A
hence
B
today
C
but
D
if

Slide 14 - Quiz

Welk woord past het beste in deze zin?We listened carefully, ... he brought important news.
A
in short
B
at first
C
for
D
if

Slide 15 - Quiz

Vertaal:
what is more
UITBREIDING 2 REDENEN

Slide 16 - Open question

Vertaal:
on top of this
UITBREIDING 2 REDENEN

Slide 17 - Open question

Vertaal:
as well
UITBREIDING 2 REDENEN

Slide 18 - Open question

Vertaal:
equally
UITBREIDING 2 REDENEN

Slide 19 - Open question

Vertaal:
either ... or
UITBREIDING 2 REDENEN

Slide 20 - Open question

Vertaal:
although
TEGENSTELLING

Slide 21 - Open question

Vertaal:
even though (2 woorden!)
TEGENSTELLING

Slide 22 - Open question

Vertaal:
yet
TEGENSTELLING

Slide 23 - Open question

Vertaal:
unless
TEGENSTELLING

Slide 24 - Open question

Vertaal:
whereas
TEGENSTELLING

Slide 25 - Open question

Vertaal:
still
TEGENSTELLING

Slide 26 - Open question

Vertaal:
Sure,
TEGENSTELLING

Slide 27 - Open question

Vertaal:
en

Slide 28 - Open question

Vertaal:
evenzeer, net zo

Slide 29 - Open question

Vertaal:
noch ... noch

Slide 30 - Open question

Vertaal:
ofwel ... of

Slide 31 - Open question

Vertaal:
maar

Slide 32 - Open question

Vertaal:
hoewel

Slide 33 - Open question

Vertaal:
desalniettemin

Slide 34 - Open question

Welke hoort er niet bij? (heeft een andere vertaling)
A
Besides
B
Moreover
C
In addition
D
Furthermore

Slide 35 - Quiz

Welke hoort er niet bij? (heeft een andere vertaling)
A
despite
B
in spite of
C
instead

Slide 36 - Quiz

Welk woord geeft een tegenstelling aan?
A
even though
B
and
C
also
D
what is more

Slide 37 - Quiz

Welk woord past het beste in deze zin?Was it possible that he was ... interested in Mary?
A
even though
B
unless
C
equally
D
but also

Slide 38 - Quiz

What is mentioned about dogs?
A
Wat is er met honden?
B
Hoe worden honden vaak genoemd?
C
Hoe noem je een hond?
D
Wat wordt er gezegd over honden?

Slide 39 - Quiz