Formuleren, paragraaf 5 (bij elkaar zetten wat bij elkaar hoort)

Formuleren - 2 havo
Aantrekkelijk formuleren
paragraaf 5
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Formuleren - 2 havo
Aantrekkelijk formuleren
paragraaf 5

Slide 1 - Slide

Lesdoel - aantrekkelijk formuleren

  • Je kunt woorden die bij elkaar horen, bij elkaar plaatsen.

Slide 2 - Slide

Formuleren - paragraaf 5
Bij elkaar zetten wat bij elkaar hoort

Slide 3 - Slide

Het formuleren van een zin
  • Als je een zin verkeerd formuleert, kan je soms verkeerd begrepen worden. Dat kan lastig zijn en soms ook vervelend.
  • Let goed op dat je de juiste woorden bij elkaar zet als je een zin formuleert.

  • Hierna een paar voorbeelden. Zien jullie welke zinnen beter geformuleerd zijn?

Slide 4 - Slide

a. Merel geeft de fles aan de baby die zij uit de magnetron haalt.
b. Merel haalt de fles uit de magnetron en geeft deze aan de baby.
A
Zin a is beter
B
Ze zijn beide niet goed
C
Ze zijn beide goed
D
Zin b is beter

Slide 5 - Quiz

a. Mannen kiezen vaker dan vrouwen ijs als dessert.

b. Mannen kiezen vaker ijs dan vrouwen als dessert.
A
Ze zijn beide niet goed.
B
Zin a is beter.
C
Zin b is beter.
D
Ze zijn beide niet goed

Slide 6 - Quiz

Waarom?
Waarom is de ene zin beter dan de andere?

Filmpje


Slide 7 - Slide

De theorie - 5 tips!
  1. Zet geen lange bijvoeglijke bepaling voor een zelfstandig naamwoord.
  2. Zet het onderwerp en het gezegde zo dicht mogelijk bij elkaar. Gebruik in lange zinnen dus liever maar  en want dan omdat en hoewel, want na want en maar staan onderwerp en persoonsvorm naast elkaar.
  3. Zet de andere werkwoorden van het gezegde dicht bij de persoonsvorm.
  4. Zet bijzinnen die een voorwaarde aangeven, bij het zinsdeel waar ze bij horen.
  5. Splits scheidbare werkwoorden niet als dat niet nodig is.

Slide 8 - Slide

We gaan kijken of jullie het snappen! Welke zin is beter en waarom?

1. Tim heeft een waakzame en een hele grote hond.

2. Tim heeft een waakzame hond die heel groot is.

Slide 9 - Open question

Welke zin is beter en waarom?
1. Mijn zus gaat binnenkort trouwen, maar ze heeft nog geen trouwjurk gekocht.
2. Mijn zus gaat binnenkort trouwen, hoewel ze nog geen trouwjurk gekocht heeft.

Slide 10 - Open question

Welke zin is beter en waarom?
1. Een patiënt kan wegens gebrek aan medicijnen veel zieker worden.
2. Een patiënt kan veel zieker worden wegens gebrek aan medicijnen.

Slide 11 - Open question

Aan de slag
  • Je gaat online maken: Formuleren, paragraaf 5
  • Klaar? Doe rustig iets voor jezelf.

Slide 12 - Slide

Reflectie...
Hier heb ik nog extra uitleg over nodig:
Formuleren, p. 2 en 3 (variatie in woordgebruik en zinsopbouw)
Formuleren, p. 4 (voorbeelden gebruiken)
Formuleren, p. 5 (bij elkaar zetten wat bij elkaar hoort)
Ik heb geen extra uitleg meer nodig

Slide 13 - Poll

Einde les! 
Je mag je tas inpakken. Vergeet je stoel niet aan te schuiven. 

Slide 14 - Slide