Veranderen van fase

 - veranderen van fase
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

 - veranderen van fase

Slide 1 - Slide

Introductie
Het weer kan plotseling omslaan. Een zomerdag kan beginnen met een strakblauwe lucht en eindigen met een flinke onweersbui. ’s Winters zijn bomen en struiken na een koude nacht soms opeens bedekt met een dikke laag rijp. Als de dooi invalt, wordt het ijs waar je gisteren nog op schaatste, snel onbetrouwbaar. In al deze situaties heb je te maken met water dat van fase verandert.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Fase-overgangen

 Als water smelt of bevriest, noem je dat een fase-overgang: de stof gaat over van de ene fase in de andere. Er zijn zes fase-overgangen (figuur 1):Er zijn zes fase-overgangen 
stollen: van vloeibaar naar vast;
• smelten: van vast naar vloeibaar;
• verdampen: van vloeibaar naar gasvormig;
• condenseren: van gasvormig naar vloeibaar;
• rijpen: van gasvormig naar vast;
• vervluchtigen: van vast naar gasvormig.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Er zijn zes fase-overgangen. 
Plaats telkens de juiste beschrijving naast de fase-overgangen.
stollen/bevriezen
smelten
verdampen
condenseren
rijpen
vervluchtigen
gasvormig naarg vast
vast naar vloeibaar
 vloeibaar naar gasvormig
gasvormig naar vloeibaar
vast naar gastvormig
vloeibaar naar vast

Slide 6 - Drag question

Slide 7 - Slide


Welke faseovergang zie je in het plaatje?
A
Verdampen
B
Condenseren
C
Sublimeren
D
Koken

Slide 8 - Quiz

Hoe noem je water in de gasvorm?
A
waterstof
B
waterdamp
C
watergas
D
koolwaterstof

Slide 9 - Quiz

Welke fase heeft het kaarsvet op plaats B?
A
vast
B
vloeibaar
C
gas

Slide 10 - Quiz

In welke fase zit water als het mist?
A
vast
B
gas
C
vloeibaar

Slide 11 - Quiz

1.
2.
3
4.
5.
6.
rijpen
vervluchtigen
smelten
stollen
condenseren
verdampen

Slide 12 - Drag question

Tijdens een willekeurige winterdag zit er veel waterdamp in de lucht. Vervolgens daalt de temperatuur ’s nachts naar −4 °C.
Wat zul je de volgende ochtend op de takken vinden?
A
rijp
B
waterdruppels
C
waterdamp

Slide 13 - Quiz

hoe heet deze faseovergang?
vast --> vloeibaar
A
rijpen
B
smelten
C
stollen
D
verdampen

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Door welke faseovergang is dit ijs ontstaan?
A
rijpen
B
bevriezen
C
smelten
D
condenseren

Slide 16 - Quiz

Er zijn zes fase-overgangen. 
Plaats telkens de juiste beschrijving naast de fase-overgangen.
stollen/bevriezen
smelten
verdampen
condenseren
rijpen
vervluchtigen
gasvormig naarg vast
vast naar vloeibaar
 vloeibaar naar gasvormig
gasvormig naar vloeibaar
vast naar gastvormig
vloeibaar naar vast

Slide 17 - Drag question

Gas
Vloeibaar
Vast
Wolk
Stoom
Ijsklontje
Zeewater

Sneeuw

Slide 18 - Drag question

Sublimeren is..?
A
Vloeistof naar Gas
B
Vast naar Gas
C
Gas naar Vloeistof
D
Vloeistof naar Gas

Slide 19 - Quiz

Door welke faseovergang ontstaat mist?
A
Rijpen
B
Sublimeren
C
Verdampen
D
Condenseren

Slide 20 - Quiz

Hoe noemt men de fase-overgang als je wasgoed aan de waslijn laat drogen?
A
Sublimeren
B
Smelten
C
Condenseren
D
Verdampen

Slide 21 - Quiz