Lesson November 10th - 1BK1

Welcome!
- Take a seat!
- Grab your stuff:
- agenda
- snelhechter
- schrift
- etui
- werkboek
- iPad

1 / 15
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welcome!
- Take a seat!
- Grab your stuff:
- agenda
- snelhechter
- schrift
- etui
- werkboek
- iPad

Slide 1 - Slide

Programme


  • Grammatica: persoonlijke voornaamwoorden
Lesson goal

I can write about things and people without using their names

Ik kan over dingen en mensen schrijven zonder hun naam te noemen.

Slide 2 - Slide

Kunnen we Peter ergens 
mee vervangen?

Dit is Peter. 
Hij is jarig vandaag. Ik heb een cadeau voor Peter

Slide 3 - Slide

Kunnen we Peter ergens 
mee vervangen?

Dit is Peter. 
Hij is jarig vandaag. Ik heb een cadeau voor hem.

Slide 4 - Slide

Kunnen we Karen ergens 
mee vervangen?

This is  Karen. She turns 17 tomorrow. 
I have a gift for Karen.


Slide 5 - Slide

Kunnen we Karen ergens 
mee vervangen?

This is  Karen. She turns 17 tomorrow. 
I have a gift for her.


Slide 6 - Slide

Dit noemen we persoonlijke persoonwoorden

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Persoonlijke voornaamwoorden
> Gebruik je om over dieren, mensen 
en dingen te praten

> handig om zinnen wat kort te houden, 
vooral als je weet over wie/wat er gepraat wordt

We are talking about (the dog) him
He is kicking the ball to (the family) them
Rij 1
Rij 2
I
Me
You
You
He
Him
She
Her
It
It
We
Us
They
Them

Slide 9 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden
- Rij 1 staat vaak vooraan in de zin:
I am a student
They are walking to school

- Rij 2 staat vaak verderop in de zin (vaak achter):
It is not working for her
The dog is walking away from him
Will you come see us?

Rij 1
Rij 2
I
Me
You
You
He
Him
She
Her
It
It
We
Us
They
Them

Slide 10 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden
- 2e rij gebruik je:
na werkwoorden:
She is hunting it
We are seeing him later

en na voorzetsels (to, for, from, etc.):
I have a gift for her
He is talking to you


Rij 1
Rij 2
I
Me
You
You
He
Him
She
Her
It
It
We
Us
They
Them

Slide 11 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden
1. He is your brother Tim, that is _________________ over there

2. She is your mother Lily, that is ____________ laughing

3. That is your mother and your sister over there, 
 you can hear _________ screaming

4. He is your father Bob, that is ___________ trying to catch the dog

5. He is your dog Robbie, that is _________ flying through the air

Rij 1
Rij 2
I
Me
You
You
He
Him
She
Her
It
It
We
Us
They
Them

Slide 12 - Slide

Stel ons voor aan je familie
Wat: Op het papiertje, teken heel snel je familie
En in korte zinnen, in het Engels, stel ons voor, op de volgende manier:
This is my mother [naam], that is her 

timer
1:00

Slide 13 - Slide

Meet mevr. Joostema, that is ...... right there
A
him
B
you
C
us
D
her

Slide 14 - Quiz

Thank you for your attention
and see you next week!

Slide 15 - Slide