Herhalen haben sein werden (VT) + voltooid deelwoorden

Herhaling
Voltooid deelwoorden - sterk/zwak
haben + sein + werden - verleden tijd
1 / 40
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling
Voltooid deelwoorden - sterk/zwak
haben + sein + werden - verleden tijd

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kent het verschil tussen sterke en zwakke werkwoorden. 
  • Je kunt het voltooid deelwoord van sterke/zwakke voltooid deelwoorden maken. 
  • Je kunt de werkwoorden haben/sein/werden in de tegenwoordige tijd vervoegen. 
  • Je kunt de werkwoorden haben/sein/werden in de verleden tijd vervoegen.  

Slide 2 - Slide

Noem twee kenmerken van zwakke werkwoorden:

Slide 3 - Open question

Noem twee kenmerken van sterke werkwoorden

Slide 4 - Open question

sterk of zwak
sterk 
  • klankverandering 
  • voltooid deelwoord eindigt op -en 

zwak
  • geen klankverandering
  • voltooid deelwoord eindigt op -t

Slide 5 - Slide

zwakke voltooid deelwoorden
  • basis = ge + stam + t 
  • stam op -d/-t = ge + stam + et
  • werkwoorden op ieren =  stam + t 
  • niet scheidbare werkwoorden = stam + t 

Slide 6 - Slide

sterke werkwoorden
Deze zijn onregelmatig en moet je dus leren!

Slide 7 - Slide

Hulp werkwoord + voltooid deelwoorden

Slide 8 - Slide

voltooid deelwoord van:
fotografieren

Slide 9 - Open question

voltooid deelwoord van "sein":

Slide 10 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van arbeiten

Slide 11 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord: helfen

Slide 12 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van: haben

Slide 13 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van:
streicheln

Slide 14 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van lernen

Slide 15 - Open question

(geben) Herr Lehmann ...... mir eine Nachhilfestunde

Slide 16 - Open question

(aufstehen) Um 7:00 Uhr ....... ich .............

Slide 17 - Open question

Voltooid deelwoord?
Wie lange ______ du __________?
(warten = wachten)

Slide 18 - Open question

Voltooid deelwoord?
Wir ____ ins Wasser ______.
(springen)

Slide 19 - Open question

haben + sein + werden
verleden tijd

Slide 20 - Slide

het werkwoord haben
ich
du
e/s/e
wir
ihr
sie/Sie
hatte
hattest
hatte
hatten
hattet
hatten

Slide 21 - Drag question

het werkwoord sein
ich
du
e/s/e
wir
ihr
sie/Sie
war
warst
war
waren
wart
waren

Slide 22 - Drag question

haben oder sein ????
Vergiss nicht, zu konjugieren (vervoegen) !!!!

Slide 23 - Slide

............... du gestern Zeit für mich?

Slide 24 - Open question

Ich weiß nicht, was ich in der Schule .............

Slide 25 - Open question

.................. du gestern müde?

Slide 26 - Open question

.............. Sie schon wieder krank?

Slide 27 - Open question

Wir ............... einen Hund. Er lebt nicht mehr.

Slide 28 - Open question

Ich ........ vierzehn Jahre alt.

Slide 29 - Open question

Johann, ............... du kein Geld dabei?

Slide 30 - Open question

Es hat geregnet. Die Straße ........ nass.

Slide 31 - Open question

Jetzt kommt :
WERDEN

Slide 32 - Slide

welke 2 betekenissen heeft werden?
(zet en tussen de twee betekenissen)

Slide 33 - Open question

het werkwoord 'werden = werd werden
ich
du
e/s/e
wir
ihr
sie/Sie
wurde
wurdest
wurde
wurden
wurdet
wurden

Slide 34 - Drag question

Jetzt alles zusammen
haben sein und werden

Slide 35 - Slide

Ariane ............... noch in der Schule.
A
war
B
wurde
C
hatte

Slide 36 - Quiz


Ich ........... eine Schwester. Sie lebt nicht mehr.
A
war
B
würde
C
wurde
D
hatte

Slide 37 - Quiz

Ich habe auf Anna gewartet. Sie .......... mein Biologiebuch.
A
hatte
B
war
C
wurde

Slide 38 - Quiz

................. Sie schon in Berlin?

Slide 39 - Open question

Der Kameramann ...............ein netter Mann.

Slide 40 - Open question