This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Vandaag
Terugblik vorige les
Hoofdstuk 15: Spijsvertering
Opdracht
Afsluiten
Slide 2 - Slide
Wat zijn additieven?
Slide 3 - Open question
Geef minimaal 1 voorbeeld van een additief
Slide 4 - Open question
Wat is de spijsvertering?
"Het verteren van spijzen".
Voedsel wordt afgebroken tot voedingsstoffen.
Het lichaam neemt deze voedingsstoffen op en gebruikt ze.
De voedingsstoffen worden omgezet in energie.
Slide 5 - Slide
Wat zijn voedingsstoffen?
Slide 6 - Open question
Het spijsverteringskanaal
Het is een stelsel van buizen en lichaamsholtes.
De mond, de slokdarm, de maag, de dunne darm, de dikke darm en de endeldarm.
Onverteerbare voedsel verlaat ons lichaam via de anus.
Lever, galblaas en alvleesklier spelen ook een rol bij de spijsverteringsstelsel.
Slide 7 - Slide
Hoe werkt de spijsvertering?
Het begint op het moment dat we iets eten of drinken.
Bij het zien/ruiken begint de spijsvertering al op gang te komen.
Slide 8 - Slide
Noem minimaal 3 onderdelen dat hoort bij het spijsverteringskanaal
Slide 9 - Mind map
De slokdarm
Het zorgt voor de transport van voedsel naar de maag
Bij de overgang van de slokdarm naar de maag zit er een sluitspiertje.
Het gaat open als er voedsel binnenkomt, daarna gaat het weer dicht.
Hierdoor kan er geen maagsap van de maag in de slokdarm komen.
Slide 10 - Slide
De maag
Het voedsel wordt gekneed en vermengd met maagsap
Maagsap wordt de maag zelf aangemaakt
Maagsap bevat onder andere zoutzuur en spijsverteringenzymen.
Zodra het eten is klein gemaakt gaat alles naar de dunne darm.
Slide 11 - Slide
Voor wordt dient het sluitspiertje?
Slide 12 - Open question
Het voedsel in de maag wordt gekneed en gemengd met ....
Slide 13 - Open question
De dunne darm
De dunne darm is ongeveer 12 meter lang en bestaat uit 3 delen:
De twaalfvingerige darm
De nuchtere darm
De kronkeldarm
Slide 14 - Slide
De twaalfvingerige darm is het eerst deel van de dunne darm.
Hier worden spijsverteringssappen uit de alvleesklier en galblaas aan de voedselbrij toegevoegd.
Vervolgens komt de voedselbrij terecht in de nuchtere darm.
Daarna gaat het door naar de kronkeldarm.
Slide 15 - Slide
In de dunne darm vindt het belangrijkste deel van de spijsvertering plaats.
Het voedsel wordt afgebroken tot kleine voedingsstoffen.
De voedingsstoffen worden via de wand van de dunne darm opgenomen in het bloed.
Slide 16 - Slide
Uit hoeveel onderdelen bestaat de dunne darm
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 17 - Quiz
maken.wikiwijs.nl
Slide 18 - Link
De dikke darm en endeldarm
Onverteerbare voedselresten komen in de dikke darm
De dikke darm gaat over in de endeldarm.
In de endeldarm wordt ontlasting tijdelijk opgeslagen.
Wanneer de endeldarm vol is, moet je naar de wc.
Het duurt gemiddeld 24uur voordat de ontlasting de hele dikke darm is gepasseerd.
Wanneer het sneller gaat; kan dit zorgen voor diarree
Wanneer het langer duurt dan 24 uur dan kan obstipatie (verstopping) ontstaan.
Slide 19 - Slide
De lever
De lever is een groot en belangrijk orgaan
Voedingsstoffen die bij de spijsvertering vrijkomen, worden met het bloed naar de lever getransporteerd.
Voedingsstoffen worden in de lever omgezet in bouwstoffen of energie.
Schadelijke stoffen die ons lichaam binnen treden worden door de lever onschadelijk gemaakt (ontgiftende werking) en afgevoerd via de urine of ontlasting.
De lever produceert gasvloeistof (gal), die nodig is voor goede vertering van vetten.
Slide 20 - Slide
De galblaas
De galblaas heeft een opslagfunctie.
Galvloeistof wordt in de lever aangemaakt.
Via de galwegen wordt het naar de galblaas vervoerd
Als er vet in de maag komt, gaat via je hersenen een seintje naar de galblaas. Die zorgt ervoor dat er galvloeistof in de dunne darm komt. Om die vetten te verteren.
Slide 21 - Slide
Waar wordt galvloeistof gemaakt?
A
maag
B
dunne darm
C
lever
D
dikke darm
Slide 22 - Quiz
Alvleesklier
Alvleesklier maakt sappen die nodig is voor het verteren van suiker, eiwitten en vetten.
Alvleesklier produceert ook een stof "insuline". Deze heeft een belangrijke rol bij het regelen van bloedsuikerspiegel.