H4 Periodiek systeem 1

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Welkom H3A

H3B

op je tafel:

stencil Atoombouw

schrift + pen

periodiek systeem

Voorkennis

1. Namen en symbolen van de elementen (vorige boekje)
2. Bohr: 

•       elekronen in banen, zo dicht mogelijk bij de kern
•       max aantal elektronen in een schil: 2, 8, 8 (voorlopig)

PS: 

groepen en periodes

15 minuten

Doelen van deze les:

1. Je weet waarin de groepen aan de zijkant van het PS overeenkomen
2. Je weet waarin de periodes overeenkomen

Buitenste elektronen belangrijk

Bij een reactie verandert er iets aan de buitenkant van atomen.

Het is heel belangrijk om te weten hoeveel elektronen er aan de buitenkant van een atoom zitten (de buitenste schil dus). 

 Groepen zijkant (1, 2, 13-18)

Zelfde aantal elektronen

in de buitenste schil

vb:

Li    2,1               F 2,7

Na  2,8,1           Cl 2,8,7

K     2,8,8,1       Br ....7

Overeenkomstig gedrag

Elementen in dezelfde

groep reageren dus 

op dezelfde manier

met dezelfde stoffen.

Overeenkomstig gedrag

Elementen in dezelfde

'zijkant'groep hebben 

een familienaam.

Groep    1: alkalimetalen

Groep 17: halogenen

Groep 18: edelgassen

Periodes

Elementen in dezelfde

periode (horizontaal)

hebben hetzelfde 

aantal schillen.

Periodes

Nummers 57 -71  (lanthaniden) passen niet mooi in het overzicht. Daarom staan ze altijd onder het PS, ook al hebben ze 6 schillen.

Hetzelfde geldt voor 89-103 (actiniden) met 7 schillen.

.

Hoeveel elektronenbanen heeft een joodatoom?

1. 5
2. 17
3. 53
4. 128

Hoeveel elektronenbanen heeft een chroom-atoom

1. 6
2. 4
3. 24
4. 52

Magnesium en calcium hebben allebei

1. evenveel elektronenbanen
2. evenveel elektronen
3. evenveel elektronen in de buitenste schil
4. evenveel neutronen

Waar of niet waar?
Helium en neon zijn edelgassen

1. waar
2. niet waar

Waar of niet waar?
Helium en neon hebben hetzelfde aantal elektronen in de buitenste schil

1. waar
2. niet waar

Waar of niet waar?
Helium en neon hebben een volle buitenste schil

1. waar
2. niet waar

Waar of niet waar?
Helium en neon staan in dezelfde periode

1. waar
2. niet waar

Waar of niet waar?
Helium en neon kunnen met zuurstof reageren

1. waar
2. niet waar
3. alleen als het heel heet is
4. dat kan je niet weten