Ik geef jullie per opdracht eerst de tijd om met elkaar na te kijken, en te overleggen hoe je aan het juiste antwoord komt.
Daarna controleren we klassikaal de antwoorden.
Zo nu en dan geef ik wat tips, of herhalen we stof.
Slide 3 - Slide
Oefentoets
Exercices A & B
A: stampwerk. Lees goed wat de opdracht is!
B: Om erachter te komen welk woord waar hoort, moet je naar de 'kernwoorden' in de zin kijken. Vaak zijn dat woorden die je ook hebt geleerd, of die op het Nederlands lijken.
timer
1:00
Slide 4 - Slide
Oefentoets
Exercice C:
Je moet de persoonsvormen (je, tu, il, elle, on, nous, vous, ils, elles) kennen, en weten hoe je de juiste vorm maakt -> oefenen!
Je regarde, Tu regardes, Il regarde, Nous regardons, Vous regardez, Ils regardent
timer
1:00
Slide 5 - Slide
Oefentoets
Exercice D:
Regel: aimer, adorer, préférer, détester+ le, la, les, l' + zelfstandig naamwoord
De zelfstandig naamwoorden zijn woorden die je hebt geleerd voor dit proefwerk.
timer
1:00
Slide 6 - Slide
Oefentoets
Exercice E:
5W + 1H Qui, que, Comment, Où, Quand, Pourquoi
Net als woordjes: stampwerk (staan ook in de Quizlet die ik gedeeld heb)
timer
1:00
Slide 7 - Slide
Oefentoets
Exercice F:
Zinnen: - Sommige stonden in de Apprendres; - Sommigen zijn iets aangepast, bijvoorbeeld een andere naam, vorm, of een ander woord (woord komt dan vaak uit de Apprendres)
timer
1:00
Slide 8 - Slide
Au travail !
Wat? - Leren voor het proefwerk.
Met wie? Alleen.
Hulp? - Steek je hand op.
Tijd?
Waarom? Om de toets voor te bereiden.
Klaar? - Probeer de opdrachten op de oefentoets die je moeilijk vond.