2.3 Het Imperium Romanum

Tijd van Grieken en Romeinen
2.3 Het Imperium Romanum
1 / 23
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Tijd van Grieken en Romeinen
2.3 Het Imperium Romanum

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?

1. Kenmerkende aspecten
2. Activeren voorkennis
3. Theorie
4. Beeldmateriaal
5. Aan de slag

Slide 2 - Slide

Kenmerkende aspecten
Kenmerkende aspecten

5 De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde.

7 De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur in Noordwest-Europa.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Theorie
Over de vroegste geschiedenis van Rome bestaan veel verhalen waarvan onzeker is of deze historisch juist zijn. Wel is zeker dat in 509 v. Chr. de laatste koning werd verjaagd en Rome werd een Republiek

Opschrijven:
Rome was van 509 v. Chr. tot 27 v. Chr. een republiek: een land zonder koning waarin de macht verdeeld was onder de (rijke) burgers. 

Slide 7 - Slide

Theorie
Je kunt uitleggen hoe de Romeinen hun imperium uitbreidden en onder controle hielden.

Dat Rome in de eeuwen daarna een groot rijk veroverde, was het resultaat van honger naar macht en status. Ook zaten er meer voordelen aan gebiedsuitbreiding, zoals meer belastinginkomsten, landbouwgrond en slaven. Romeinen waren mild voor verslagen volken maar opstandige steden werden met de grond gelijk gemaakt (Carthago). Dit zorgde ervoor dat de Romeinen hun imperium konden uitbreidden en onder controle hielden.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Imperium: Een groot rijk waarin meerdere volken door één volk worden bestuurd. 

Slide 10 - Slide

Theorie
Opschrijven:
In de Romeinse republiek was de macht verdeeld. Er was - net als bij de Grieken - een volksvergadering. Maar het machtigst was de senaat, een politiek overlegorgaan waarin alleen rijke families vertegenwoordigd. waren: de patriciërs. (de plebejers - rest van het Romeinse volk)

Slide 11 - Slide

Theorie
Toch kwam na bijna vijf eeuwen republiek de macht weer in handen van één man. Dat had alles te maken met de groei van het imperium.
Veel oorlogen werden buiten Italie uitgevochten en soldaten - vaak ook afkomstig uit veroverde gebieden - hadden steeds minder met Rome of de senaat, maar vochten voor hun eigen generaals.
Opschrijven:
Julius Caesar was een enorm populaire generaal die vermoord werd door de senaat omdat ze bang waren dat hij de republiek afschafte en alleenheerser werd. 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Theorie
Er volgde een reeks burgeroorlogen, waaruit de geadopteerde zoon van Caesar als overwinnaar naar voren kwam: Augustus 'verhevene'.
Opschrijven:
In 27 v. Chr. begint onder Augustus de keizertijd, die tot 476 zou duren. De eerste twee eeuwen daarvan kenmerkten zich door rust en vrede, de pax romana (De Romeinse Vrede). 

Slide 14 - Slide

Theorie
Onder keizer Trajanus bereikte het imperium zijn grootste omvang. Het enorme gebied dat onder Romeinse heerschappij stond, werd ingrijpend door die Romeinse aanwezigheid.

Opschrijven: 
  • Het werd op bestuurlijk gebied beïnvloed omdat overal de Romeinse wetten golden.
  • Op economisch gebied omdat door het hele rijk kon worden gehandeld.
  • Op sociaal en cultureel gebied omdat inwoners deel konden uitmaken van de Romeinse maatschappij. 

Slide 15 - Slide

Het enorme gebied dat eeuwenlang onder Romeinse heerschappij stond, werd ingrijpend door die Romeinse aanwezigheid beïnvloed. Uiteindelijk werd het Romeinse Rijk wel in een West- en in een Oost-Romeins Rijk gesplitst. 

Slide 16 - Slide

Theorie
West-Romeinse Rijk:

- Landbouwsamenleving
- Latijn
- Romeinen stichtten zelf steden

Oost-Romeinse Rijk:
- Landbouwstedelijke samenleving
- Grieks
- Romeinen nemen bestaande cultuur over

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Beeldmateriaal

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Slide 21 - Video

Slide 22 - Video

Opdracht
Neem de begrippen uit de paragraaf over en formuleer verbanden tussen de begrippen. Zorg dat elk begrip in je formulering steeds met minimaal twee andere begrippen uit de paragraaf verbonden is. 

Slide 23 - Slide