Machten met gehele exponent - Eentermen en veeltermen inleiding

Herhaling
Machten met een positieve en negatieve exponent
1 / 42
next
Slide 1: Slide
WiskundeSecundair onderwijs

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Herhaling
Machten met een positieve en negatieve exponent

Slide 1 - Slide

We hebben een dilemma...
Saartje is binnenkort jarig!

Slide 2 - Slide

Mama en papa doen beiden een voorstel ...
Van mij krijg je deze week €2. Vanaf volgende week zal ik je bedrag steeds verdubbelen. 
Dit doe ik 15 weken lang.
Van mij krijg je in één keer €10 000

Slide 3 - Slide

Welke optie zou jij kiezen? Waarom?
mama
papa

Slide 4 - Poll

Laten we eens tellen wat ze precies van mama krijgt
€2
€4
€8
€16
€32
€64
€128
€256
€512
€1 024
€2 048
€4 096
€8 192
€16 384
€32 768
Totaal: €65 534

Slide 5 - Slide

Verklaar waarom dit dilemma in het hoofdstuk machten voorkomt?

Slide 6 - Slide

Voorbeelden

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Dit kan je al!
  • Je kan een product schrijven als een macht.
  • Je kent de begrippen grondtal, exponent, macht, kwadraat.
  • Je kan een macht berekenen van een natuurlijk getal.
  • Je kan een macht berekenen van een geheel getal.
  • Je kan een macht berekenen met een negatieve exponent.

Slide 9 - Slide

TEST!

Slide 10 - Slide


A
6
B
12
C
36
D
8

Slide 11 - Quiz

(-6)²
A
-6
B
-12
C
36
D
-36

Slide 12 - Quiz

-6²
A
-6
B
-12
C
36
D
-36

Slide 13 - Quiz

-(-6)²
A
-6
B
-12
C
36
D
-36

Slide 14 - Quiz


50
A
0
B
1
C
-1
D
5

Slide 15 - Quiz


571
A
57
B
1
C
-1
D
0

Slide 16 - Quiz

Noteer het toestandsteken van het resultaat van
(56)8
A
+
B
_

Slide 17 - Quiz

Noteer het toestandsteken van het resultaat van
564
A
+
B
_

Slide 18 - Quiz

Noteer het toestandsteken van het resultaat van
(72)6
A
+
B
_

Slide 19 - Quiz

Noteer het toestandsteken van het resultaat van (-72)^-6
A
+
B
_

Slide 20 - Quiz

Noteer het toestandsteken van het resultaat van (-1/3)^-2
A
+
B
_

Slide 21 - Quiz

Bereken: (2/5)^-3
A
8/125
B
125/8
C
4/25
D
25/4

Slide 22 - Quiz

4^-2
A
1/16
B
16
C
8
D
-1/8

Slide 23 - Quiz


92
A
81
B
1/18
C
-1/81
D
1/81

Slide 24 - Quiz


(a)4
A
a44
B
a4
C
a41
D
a41

Slide 25 - Quiz

Eentermen en veeltermen

Slide 26 - Slide

4 - 8 - 12 - 16 - 20
Wat is het volgende getal?
A
24
B
28
C
32
D
40

Slide 27 - Quiz







Hoeveel oranje vierkantjes zitten er in de volgende figuur?

Slide 28 - Open question



Er staan hier nu 4 figuren. In de vijfde figuur zitten er 6 oranje vakjes. Hoeveel zitten er in de 6e figuur?

Slide 29 - Open question




En in de 47e figuur?

Slide 30 - Open question




Leg uit hoe je het aantal oranje vakjes kan bereken in de 52e
figuur.

Slide 31 - Open question

In formulevorm:
Als n = nummer van de figuur
Dan is het aantal oranje vakjes van een figuur = n + 1

Slide 32 - Slide

4 - 8 - 12 - 16 - 20
Herbekijken we de eerste rij:
1e getal = 4 = 4 . 1
2e getal = 8 = 4 . 2
3e getal = 12 = 4 . 3
4e getal = 16 = 4 . 4
5e getal = 20 = 4 . 5
6e getal = 4 . 6 = 24
 in formule: 4 . n 
waarbij n = nummer van het getal       


Slide 33 - Slide

4 . n en n + 1 noemen we lettervormen

4 . n of ook 4n noemen we een eenterm

n + 1 noemen we een veelterm

Slide 34 - Slide

Eentermen
Een eenterm is een product van een aantal cijferfactoren ( = coëfficiënten) en letterfactoren.
Bijvoorbeeld:
3a --> 3 is de coëfficiënt en a is het lettergedeelte
-5x-->  -5 is de coëfficiënt en x2 ix het lettergedeelte
ab  -->  1 is de coëfficiënt en ab is het lettergedeelte

Slide 35 - Slide

Gelijksoortige eentermen
Dit zijn eentermen met hetzelfde lettergedeelte
Bijvoorbeeld:

3a, -4a, 0,5a, a

2a², 9a², -56a², a²

5a²b, -2a²b, a²b


Slide 36 - Slide

Sleep de gelijksoortige eentermen naar de juiste plaats
-0,5a³b²
-0,5ab
4a³b²
-ab
6a²
-3a³b²
a³b²
4,2a²b
8,91ab
-0,5
8,3ab²

Slide 37 - Drag question

Getalwaarde van een eenterm
Om de getalwaarde van een eenterm te bepalen, vervang je de letters door de gegeven getallen en werk je daarna de rekenoefening uit.
Bijvoorbeeld:

2ab ; a = 5 en b = 3
2 . 5 . 3 = 30

Slide 38 - Slide

Bereken de getalwaarde van

4x als x = 6
A
46
B
10
C
24
D
4,6

Slide 39 - Quiz

Bereken de getalwaarde van

2ab als a = 3 en b = 4
A
24
B
234
C
9
D
2,34

Slide 40 - Quiz

Bereken de getalwaarde van

4x³ als x = 2
A
42
B
32
C
423
D
4,2

Slide 41 - Quiz

Bereken de getalwaarde van

-7a als a = -2
A
-14
B
14
C
-72
D
72

Slide 42 - Quiz