This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 90 min
Items in this lesson
Herhaling CE-stof VMBO-TL/GL
Weer en Klimaat
Slide 1 - Slide
Welk weerselement wordt gemeten in UV-index?
A
Bewolkingsgraad
B
Luchtdruk
C
Neerslag
D
Temperatuur
Slide 2 - Quiz
Het weerselement wordt opgesplitst in twee delen. Welke twee?
A
Windkracht en windstilheid
B
Windkracht en windrichting
C
Windstilheid en windrichting
D
Landwind en zeewind
Slide 3 - Quiz
Slide 4 - Open question
Hoe heet de vorm van neerslag uit de afbeelding
A
Frontale neerslag
B
Sneeuw
C
Stijgingsneerslag
D
Stuwingsneerslag
Slide 5 - Quiz
In een hoge drukgebied
A
Daalt de lucht en
is er regenachtig weer
B
Daalt de lucht en
is er zonnig weer
C
Stijgt de lucht en
is er regenachtig weer
D
Stijgt de lucht en
is er zonnig weer
Slide 6 - Quiz
Volgens de wet van Buys gaat lucht naar plekken met ... (1) druk en wijkt de wind boven de evenaar af naar ... (2)
A
1 = hogere
2 = links
B
1 = hogere
2 = rechts
C
1 = lagere
2 = links
D
1 = lagere
2 = rechts
Slide 7 - Quiz
Welke uitspraak is juist?
A
Nederland had hogere luchtdruk dan Spanje
B
In Nederland waaide het harder dan Spanje
C
Nederland had minder neerslag dan Spanje
D
Nederland had minder zonnig weer dan Spanje
Slide 8 - Quiz
Hoe heten de lijnen op de kaart hiernaast?
A
Beaufort
B
Isobaren
C
Luchtdruk
D
Windroos
Slide 9 - Quiz
Plekken bij de evenaar zijn vaak warmer dan dichtbij de polen. Welke klimaatfactor veroorzaakt dit?
A
Aanvoer van
warmte en kou
B
Breedteligging
C
Hoogteligging
D
Toestand van
het oppervlak
Slide 10 - Quiz
De temperatuur bovenop de Martinitoren is 7°C. Wat is de temperatuur aan de grond?
A
1°C
B
6,4°C
C
7,6°
D
13°C
Slide 11 - Quiz
Welk landschap hoort bij de foto?
A
Middellands Zeeklimaat
B
Savanne
C
Steppe
D
Tropisch Regenwoud
Slide 12 - Quiz
Welk klimaat hoort bij de klimaatgrafiek?
A
Gematigd Zeeklimaat
B
Landklimaat
C
Taiga
D
Toendra
Slide 13 - Quiz
Een van de vormen van landdegradatie is verzilting. Wat gebeurt bij verzilting?
A
De bodem
wordt zouter
B
Er is een tekort
op de waterbalans
C
Het gebied wordt
steeds droger
D
Uitbreiding van
de woestijn
Slide 14 - Quiz
Uitspraak 1: druppelirrigatie leidt tot meer verdamping dan beregening. Uitspraak 2: bij druppelirrigatie is er meer kans op verzilting dan bij oppervlakte-irrigatie
A
Uitspraak 1: Juist
Uitspraak 2: Juist
B
Uitspraak 1: Juist
Uitspraak 2: Onjuist
C
Uitspraak 1: Onjuist
Uitspraak 2: Juist
D
Uitspraak 1: Onjuist
Uitspraak 2: Onjuist
Slide 15 - Quiz
Zowel mens als vee zorgen voor uitstoot van broeikasgassen. Wie is vooral verantwoordelijk voor welk gas?
A
Mens: koolstofdioxide
Vee: methaan
B
Mens: koolstofdioxide
Vee: waterdamp
C
Mens: methaan
Vee: koolstofdioxide
D
Mens: methaan
Vee: waterdamp
Slide 16 - Quiz
Deze kaart gaat over de landbouwgordels in de VS, maar de legenda is leeg. Wat hoort er bij 4?
A
Graan
B
Katoen
C
Melk
D
Zomerfruit
Slide 17 - Quiz
Welk kenmerk hoort bij tornado's?
A
Hebben een lagere windkracht dan orkanen
B
Ze ontstaan plotseling
C
Ontstaan bij een oceaantemperatuur van 26,5 graden Celsius
D
Er is vaak maar één tegelijk
Slide 18 - Quiz
Wat is goed hazard management bij orkanen?
A
Naar een schuilkelder gaan
B
Naar het laagste punt gaan
C
Richting het strand gaan
D
Evacueren
Slide 19 - Quiz
Als mensen een lage risicoperceptie hebben, dan...
A
verwachten ze geen natuurramp
B
zijn ze sterk genoeg voor een natuurramp
C
wonen ze in een gebied zonder natuurrampen
D
helpen ze niemand bij een natuurramp
Slide 20 - Quiz
Herhaling CE-stof VMBO-TL/GL
Water
Slide 21 - Slide
Bij welk onderdeel van de waterkringloop hoort het zakken in de grond van water?
A
Afstroming
B
Condensatie
C
Infiltratie
D
Verdamping
Slide 22 - Quiz
Van welk type water is er het meest op aarde?
A
Zout water in de oceanen
B
Zoet water in rivieren en meren
C
Grondwater
D
Zoet water in gletsjers
Slide 23 - Quiz
Welk begrip wordt bedoeld met een mix van zoet en zout water?
Slide 24 - Open question
Geef de reden waardoor er in West-Nederland weinig gebruikt wordt gemaakt van grondwater.
Slide 25 - Open question
Welke type rivier heeft af en toe geen water in de rivier zitten?
A
Gemengde rivier
B
Gletsjerrivier
C
Regenrivier
D
Wadi
Slide 26 - Quiz
In de bovenloop is er...
A
Snelstromend water
Erosie
B
Snelstromend water
Sedimentatie
C
Langzaamstromend water / Erosie
D
Langzaamstromend water / Sedimentatie
Slide 27 - Quiz
De grens van een stroomgebied is...
A
de delta
B
de waterscheiding
C
het reliëf
D
het stroomstelsel
Slide 28 - Quiz
Welk begrip wordt bedoeld met de schommeling in de rivierafstand?
A
Debiet
B
Piekafvoer
C
Regiem
D
Uiterwaard
Slide 29 - Quiz
Wat zorgt er NIET voor dat er in de zomer minder water in de rivier zit
A
Meer watergebruik door mensen
B
Meer opname door vegetatie
C
Meer neerslag
D
Meer verdamping
Slide 30 - Quiz
Wat is GEEN pijler van het Nationale Deltaprogramma