Les verbes réguliers en -RE

Welk werkwoord  op -Re in het Frans ken je? Schrijf het hele werkwoord op.  
1 / 18
next
Slide 1: Mind map
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welk werkwoord  op -Re in het Frans ken je? Schrijf het hele werkwoord op.  

Slide 1 - Mind map

Slide 2 - Slide

Wat kunnen de uitgangen zijn van regelmatige werkwoorden op -RE in de tegenwoordige tijd? Schrijf ze op.

Slide 3 - Open question

Dus hoe maak je de présent van WW op -RE?
-re eraf 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

On voyage ce weekend? Qu´est ce que tu (répondre).
(Kies de juiste persoonvorm?)
A
répond
B
réponds
C
répondent
D
répondons

Slide 6 - Quiz

Bonne idée j´(attendre) le weekend avec joie.
(Kies de juiste persoonvorm?)
A
attends
B
attendre
C
attende
D
attendez

Slide 7 - Quiz

Vous (entendre) ce qu´ils disent?

(Kies de juiste persoonvorm?)
A
entendons
B
entend
C
entendez
D
entendent

Slide 8 - Quiz

Nous (vendre) nos jouets pour avoir un peu
d´argent de poche.

(Kies de juiste persoonvorm?)
A
vendent
B
vendons
C
vendont
D
vend

Slide 9 - Quiz

Il/elle/on (attendre depuis longtemps?)

(Kies de juiste persoonvorm?)
A
attend
B
attendre
C
attendu
D
attends

Slide 10 - Quiz

Ils/elles (descendre) de l´avion
A
descends
B
descendent
C
descende
D
descendons

Slide 11 - Quiz

Schrijf de passé composé van een WW op -RE op.

(Gebruik het hulpwerkwoord ´avoir´.)

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Link

Ik heb gewacht.

(Kies de juiste vertaling)


A
Je attendu
B
J´attendais
C
je vais attendre
D
J´ai attendu

Slide 14 - Quiz

Zij heeft verloren.

(Kies de juiste vertaling)


A
Elles ont perdu
B
elle perdu
C
elle est perdue
D
elle a perdu

Slide 15 - Quiz

Heb je gehoord?

(Kies de juiste vertaling)

A
J´ai entendu?
B
Il on entendu?
C
J´ai repondu?
D
Tu as entendus

Slide 16 - Quiz

Jullie hebben geantwoord.

(Kies de juiste vertaling)
A
Vous allez répondu
B
Vous répondu
C
Vous avez répondu
D
Vous aurez répondu

Slide 17 - Quiz

Application
Faire les exercices
havo> 29 c, d; 30 b, c, e et 31
Vwo> 29c, 30 b, c  et 31

Slide 18 - Slide