wereldeconomie hoofdstuk 1

Welkom!

Ben je klaar voor de les?
1 / 45
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5,6

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom!

Ben je klaar voor de les?

Slide 1 - Slide

Wereldeconomie

Slide 2 - Slide

Wereldeconomie leerdoelen hoofdstuk 1 

Slide 3 - Slide

Internationaal economisch verkeer
Waarom is er internationale handel?

Intuitief: het ene land (bedrijven in een land) is beter (efficienter) dan het andere in het maken van bepaalde producten


Slide 4 - Slide

Waarom is er internationale handel?
Producten kunnen het best en het goedkoopst gemaakt worden in bepaalde landen vanwege:
  • de natuurlijke omstandigheden (klimaat, grondstoffen)
  • de loonkosten per product
  • de infrastructuur.
  • historische omstandigheden.

Slide 5 - Slide

Comparatieve kostenverschillen
School tv 'Comparatieve kostenverschillen'

Vraag:
Wat is het verschil tussen Adam Smith en David Ricardo's theorie?

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Slide

Wie moet wat gaan produceren?
  • Portugal is in beide producten het meest efficiënt 
  • Kleding 90 arbeidsuren vs 100
  • Wijn 80 arbeidsuren vs 120
  • Absoluut kostenvoordeel
  • Ideeën? 

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Wie moet wat gaan produceren?
  • Kleding 90 arbeidsuren vs 100
  • 90/100e of 9/10e zo efficiënt
  • Wijn 80 arbeidsuren vs 120
  • 80/120e of 2/3e zo efficiënt

  • Kleding relatief dichterbij dan wijn => Engeland kleding

Slide 11 - Slide

Wie moet wat gaan produceren?
  • Opofferingskosten
  • Ene product uitgedrukt in hoeveel van het andere product je moet opgeven (opofferen)

  • 1 kleding = 100/120 of 0,83 wijn (Eng) &  90/80 of 1,13 wijn (Por)
  • 1 wijn = 120/100 of 1,20 kleding (Eng) & 80/90 of 0,89 wijn (Por)

  • Engeland 'goedkoper' in kleding en Portugal 'goedkoper' in wijn

Slide 12 - Slide

Karin en Peter werken als (brom)fietsreparateur.
In de tabel staat hoeveel brommers /
fietsen ze per dag kunnen maken.
Wat zijn de opofferingskosten van Karin?
A
1 fiets 'kost' 2 brommers
B
1 fiets 'kost' 1,33 brommer
C
1 brommer 'kost' 2 fietsen
D
1 brommer 'kost' 0,5 fiets

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Comperatieve kostenvoordelen
Om te kijken wie nu het comparatieve (relatieve) voordeel op welk product heeft, kunnen we het beste kijken naar de opofferingskosten in het eigen land.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Huiswerk
  • Nakijken/afmaken 4.1 t/m 4.13
  • Maken 1.1 t/m 1.19
  • Klaar? Lees 'In een handelsoorlog met China verliest uiteindelijk iedereen' uit De Correspondent

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Productiefunctie
Arbeid => inwoners/gezinnen
Kapitaal => hulpgoederen bij productie
Factorproductiviteit => 'X-factor'

Slide 22 - Slide

Totale factorproductiviteit
1. Economisch kapitaal
Innovaties en verbetering infrastructuur

2. Menselijk kapitaal
Scholing van de beroepsbevolking

Slide 23 - Slide

Totale factorproductiviteit
3. Natuurlijk kapitaal
De geografische ligging en beschikbaarheid van natuur, klimaat en bodemschatten

4. Maatschappelijke factoren
Politieke stabiliteit en kwalitatief goede instituties

Slide 24 - Slide

Loonkosten
  • Nederlandse loonkosten liggen hoger dan die van bijvoorbeeld China
  • Hoe kun je als land competitief blijven (of zijn)?

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Belastingklimaat
  • Deals met belastingdienst Nederland ('Rulings')
  • Ierland vs Apple
  • Landen concurreren met elkaar => race to the bottom 

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Huiswerk
  • Nakijken/afmaken 4.1 t/m 4.13
  • Maken 1.1 t/m 1.19
  • Klaar? Lees 'In een handelsoorlog met China verliest uiteindelijk iedereen' uit De Correspondent

Slide 30 - Slide

Video
'Vrijhandel ligt onder vuur, hoe komt dat?' De Volkskrant

  • Welke analogie wordt gebruikt voor het voordeel van vrijhandel?
  • Wat is de kritiek uit linkse hoek op vrijhandel?
  • Wat is de kritiek uit rechts hoek op vrijhandel?

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Video

Vrijhandel
PB = binnenlandse prijs
PW = prijs wereldmarktprijs

Binnenlands aanbod = HA
Binnenlandse vraag = HV
Import = HV - HA
Consumentensurplus
ABC
Producentensurplus
D

Slide 33 - Slide

Volledige protectie

Import is verboden
Evenwichtsprijs en hoeveelheid ontstaat weer



Consumentensurplus
A
Producentensurplus
B,D
Welvaartsverlies
C

Slide 34 - Slide

Volledige protectie is vaak niet realistisch 
Consumentensurplus
A
Producentensurplus
B,D
Overheidssurplus
C (ontvangsten belasting)
Welvaartsverlies
D, E

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Huiswerk
  • Nakijken/afmaken 4.1 t/m 4.13
  • Maken 1.1 t/m 1.19
  • Klaar? Lees 'In een handelsoorlog met China verliest uiteindelijk iedereen' uit De Correspondent

Slide 41 - Slide

Exportquote en importquote
Hoe hoger exportquote + importquote, hoe meer open de economie is

Slide 42 - Slide

Twee beweringen:
1. Specialisatie van landen leidt tot meer internationale handel.
2. Meer internationale handel leidt tot meer specialisatie van landen.
A
Beide zijn goed
B
1 is goed en 2 is fout
C
1 is fout en 2 is goed
D
Beide zijn fout

Slide 43 - Quiz

Synoniem voor wereldwijd handelsverkeer
A
globalisering
B
Multinational
C
protectionisme
D
Concurrentiepositie

Slide 44 - Quiz

Globalisering kan zorgen voor economische groei, maar ook voor werkloosheid.
Daarover gaan de volgende zinnen.
1 Een bedrijf verhuist naar een lagelonenland om goedkoper te produceren.
2 Het wordt voor bedrijven makkelijker om in een ander land te produceren.
3 Nederlandse fabrieksarbeiders verliezen hun baan.
Wat is de juiste volgorde?
A
Globalisering → 1 → 3 → 2 → werkloosheid
B
Globalisering → 2 → 1 → 3 → werkloosheid
C
Globalisering → 3 → 2 → 1 → werkloosheid
D
Globalisering → 2 → 3 → 1 → werkloosheid

Slide 45 - Quiz