Het boek uit mijn jeugd toen ik zo oud was als jullie...
Dit boek las ik in één teug uit.
Slide 2 - Slide
Dit boek las mijn moeder me voor.
En heb ik ook weer aan mijn kinderen voorgelezen.
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Leesautobiografie
Slide 5 - Slide
Wat leren we?
-Hoe schrijven we een tekstje
-Wat is een leesautobiografie?
Schrijfvaardigheid
Slide 6 - Slide
Bedenk in duo’s:
Wat betekent autobiografie?
2. Wat is een leesautobiografie?
3. Schrijf vervolgens op waar je op moet letten als je een stukje tekst gaat schrijven. Noem 3 dingen die je belangrijk vindt. Vergelijk dit met je buurman of buurvrouw.
Bedenk in duo’s:
1. Wat betekent het woord autobiografie?
2. Wat is een leesautobiografie?
3. Schrijf vervolgens op waar je op moet letten als je een stukje tekst gaat schrijven. Noem 3 dingen die je belangrijk vindt. Vergelijk dit met je buurman of buurvrouw.
Slide 7 - Slide
Waar moet je op letten als je gaat schrijven?
1. Alinea’s – stukje tekst waarin één onderwerp wordt behandeld.
Als een alinea af is, sla je een regel over.
Alinea’s zijn er om de tekst makkelijker te kunnen lezen.
2. Hoofdletters.
Elke zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt.
3. Titel boven je tekst.
4. Een goede inleiding. Verzin een leuke beginzin waardoor anderen jouw tekst willen lezen. Dus niet: mijn leesautobiografie gaat over....
5.Driedeling: een tekst heeft een inleiding (leuke beginzin en korte uitleg waar je over gaat schrijven), een midden (hier vertel je je verhaal) en een slot (kort samenvatten wat je in het middenstuk hebt gezegd).
Slide 8 - Slide
Leesautobiografie inleiding
A) Hoi. Ik ben…. en welkom in mijn leesautobiografie. Waarschijnlijk weten jullie al wat een leesautobiografie is, dus laten we meteen beginnen!
B)Hallo. Ik ga vertellen over mijn boekengeschiedenis. Ik lees zelf niet zo graag maar als ik het boek echt leuk vind, kan ik wel uren blijven doorgaan.
C) Kom gezellig kijken in mijn kindertijd! Vroeger weg ik veel voorgelezen. Bijvoorbeeld het boek Floddertje van Annie M.G. Schmidt. Het gaat over een meisjes en haar hond die altijd vies worden. Ook al zijn ze net gewassen, ze worden meteen weer vies en dat is heel onhandig.
Slide 9 - Slide
Slot
A)Nou, helaas dat was het. Ik hoop dat je dit stukje leuk vond en ik hoop dat je misschien wat leuke boeken hebt gehoord. Nou, tot de volgende keer maar weer.
B)Mijn favoriete schrijver is toch wel .......... Dit was mijn leesgeschiedenis.
C)Nu lees ik het niet meer maar als het op tv is, klik ik niet weg. Ik keek laatst tv en toen zag ik .......... Toen heb ik een kwartier gekeken en in dat kwartier zag ik mezelf als peuter lachen en gieren. Ik blijf ........ altijd leuk vinden.
Slide 10 - Slide
Stel de volgende vragen aan jezelf en schrijf je eigen antwoorden in je schrift:
Wat was het eerste boek waar je ooit van gehoord hebt of dat je werd voorgelezen?
Herinner je je nog een prentenboek dat je werd voorgelezen?
Werd er thuis voorgelezen en door wie?
Wat herinner je nog van het voorlezen op debasisschool?
Welke boeken ben je zelf op de basisschool gaan lezen?
Wat is je favoriete boek en waarom vind je het zo leuk?
Wat is je favoriete schrijver en hoe komt dat?
Hoe komt het dat je lezen leuk vindt of juist niet leuk vindt?
Slide 11 - Slide
Wat doe je met de antwoorden op je vragen?
Verwerk de antwoorden in het middenstuk van je tekst.
Inleiding schrijven:
Begin met een leuke beginzin, bijv. het leukste boek, dat mij ooit werd voorgelezen was... en vertel daar kort iets over. Geef kort aan waarover je het verder gaat hebben.
Morgen schrijven we de leesautobiografie tijdens de les.
Slide 12 - Slide
DUS:
Bedenk wat je zelf gelezen hebt of wat er werd voorgelezen thuis of op school.
Bedenk een leuke zin als inleiding dus NIET: mijn leesautobiografie gaat over.... OF Hallo ik ben....
Gebruik alinea's en sla tussen elke alinea een regel over.
Gebruik hoofdletters aan het begin van elke zin.
Begin te schrijven bij de kantlijn.
Denk na hoe je je stukje tekst afsluit.
Lengte: voorkant van klein pw blaadje.
Slide 13 - Slide
Hoe pak je het aan?
Titel boven je tekst (zelf verzinnen).
Inleiding: Vertel dat er vroeger (wel of niet) werd voorgelezen of welk boek jij je als eerste herinnert.
Midden: Waar ging dat boek over? Wat lees je nu? Zijn er schrijvers die je graag leest?
Slot: Vat in twee of drie zinnen samen wat je in het midden hebt gezegd.