What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Zinsdelen oefenen t/m lv
Oefenen zinsdelen
1 / 35
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo g, t, mavo, havo
Leerjaar 1
This lesson contains
35 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Oefenen zinsdelen
Slide 1 - Slide
Welkom en ga zitten in toetsopstelling
Vandaag hebben jullie een Dyslexie-screening
Je hebt alleen een pen nodig, dus laptop en boek blijven in je tas.
Slide 2 - Slide
Let op!!!
Je mag pas starten met lezen als ik het zeg.
Als de timer stopt, schrijf je het laatste woord op wat je hebt gelezen.
Dit doen we 3x
timer
1:00
Slide 3 - Slide
Lees nu verder
Vanaf nu lees je de tekst af en maak je de opdracht op de laatste pagina.
Je mag nu niet meer teruglezen!!!!
timer
17:00
Slide 4 - Slide
Hoe vind je de persoonsvorm?
Slide 5 - Open question
2. De persoonsvorm vind je door
A
De zin vragend maken
B
Door de tijdsproef of de getalsproef toe te passen
C
door alle werkwoorden uit de zin op te schrijven
D
de PV is het woord dat vooraan staat
Slide 6 - Quiz
De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
A
waar
B
niet waar
C
soms
D
altijd
Slide 7 - Quiz
Wat is de PV in de volgende zin:
Mijn opa leest de krant.
A
opa
B
mijn
C
leest
D
de krant
Slide 8 - Quiz
wat is de PV in de volgende zin:
Vandaag beginnen we met wiskunde.
A
beginnen
B
wiskunde
C
met
D
we
Slide 9 - Quiz
Wat is de PV in de volgende zin:
We gaan de zinnen nu controleren
A
we
B
controleren
C
de zinnen
D
gaan
Slide 10 - Quiz
Waarom was gaan de PV?
Slide 11 - Open question
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Slide 12 - Open question
De persoonsvorm hoort altijd bij het werkwoordelijk gezegde.
A
goed
B
fout
Slide 13 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
Gisteren heeft mijn moeder mij geholpen met mijn huiswerk.
A
heeft
B
gisteren
C
mijn moeder
D
heeft geholpen
Slide 14 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
Heb jij nog een slaapplaats kunnen regelen?
A
heb
B
een slaapplaats
C
heb kunnen
D
heb kunnen regelen
Slide 15 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
Ines heeft gisteren een meisje gered.
A
heeft
B
heeft gered
C
gisteren
D
Ines
Slide 16 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
Dit weekend willen Susan en haar zus lekker dansen.
A
Susan
B
willen
C
willen dansen
D
dansen
Slide 17 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
Eerst moet u de kip aanbraden.
A
eerst
B
moet
C
moet aanbraden
D
aanbraden
Slide 18 - Quiz
Hoe vind je het ONDERWERP in een zin?
A
maak de zin vragend
B
wie of wat + PV
C
wie of wat + wwg
D
pv + wwg
Slide 19 - Quiz
Het onderwerp in de zin kan ik vinden door de vraag te stellen
"Wie of wat doet het?"
A
waar
B
niet waar
Slide 20 - Quiz
Wat is het onderwerp van deze zin:
Gisteren heeft mijn moeder mij geholpen met mijn huiswerk.
Slide 21 - Open question
Wat is het onderwerp van deze zin:
Niels zit elke avond op zijn telefoon.
Slide 22 - Open question
Wat is het onderwerp van deze zin:
Heb jij nog een slaapplaats kunnen regelen?
Slide 23 - Open question
Wat is het onderwerp van deze zin:
Niels zit elke avond op zijn telefoon.
Slide 24 - Open question
Wat is het onderwerp van deze zin:
Ik heb van Julia gehoord dat je jarig bent.
Slide 25 - Open question
Wat is het onderwerp van deze zin:
Ines heeft gisteren een meisje gered.
Slide 26 - Open question
Wat is het onderwerp van deze zin:
Dit weekend willen Susan en haar zus lekker dansen.
Slide 27 - Open question
Wat is het onderwerp van deze zin:
Eerst moet u de kip aanbraden.
Slide 28 - Open question
Hoe vind je de persoonsvorm?
Slide 29 - Open question
2. De persoonsvorm vind je door
A
De zin vragend maken
B
Door de tijdsproef of de getalsproef toe te passen
C
door alle werkwoorden uit de zin op te schrijven
D
de PV is het woord dat vooraan staat
Slide 30 - Quiz
De postbode | gaf | het pakketje | aan de buren.
Wat is het lijdend voorwerp?
A
gaf
B
de postbode
C
het pakketje
D
aan de buren
Slide 31 - Quiz
Laura | heeft | haar huiswerk | toch | gemaakt.
Wat is het lijdend voorwerp?
A
Laura
B
haar huiswerk
C
toch
D
heeft gemaakt
Slide 32 - Quiz
Hebben | jullie buren | ook | een dure vakantie | geboekt | via die site?
Wat is het lijdend voorwerp?
A
jullie buren
B
via die site
C
een dure vakantie
D
hebben geboekt
Slide 33 - Quiz
Klopt dit?
In een zin zit altijd een lijdend voorwerp.
A
nee
B
ja
Slide 34 - Quiz
Klopt dit?
Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel (zoals op, in, aan, met, voor e.d.).
A
nee
B
ja
Slide 35 - Quiz
More lessons like this
Zinsdelen oefenen t/m lv
October 2022
- Lesson with
32 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo g, t, mavo, havo
Leerjaar 1
PV, WWG en Onderwerp
November 2024
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
Praktijkonderwijs
vmbo b, g
Leerjaar 1-4
PV, WWG , OW, LV oefenen
February 2024
- Lesson with
46 slides
Nederlands
Middelbare school
Praktijkonderwijs
vmbo b
Leerjaar 1-4
Herhaling
April 2022
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
Praktijkonderwijs
vmbo b
Leerjaar 1-4
PV, WWG en Onderwerp
June 2023
- Lesson with
27 slides
Nederlands
Middelbare school
Praktijkonderwijs
vmbo b
Leerjaar 1-4
PV, WWG en Onderwerp
10 days ago
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
Praktijkonderwijs
vmbo b
Leerjaar 1-4
PV, WWG en Onderwerp
October 2023
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
Praktijkonderwijs
vmbo b
Leerjaar 1-4
PV, WWG en Onderwerp extra zinnen oefenen
September 2023
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1-4