Lesson 2-linkings words

Lesson 2
1 / 28
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Lesson 2

Slide 1 - Slide

In today's lesson:
- Lezen
- Uitleg en oefenen linking words

Slide 2 - Slide

Goal of this lesson
Je kent wat Engelse linking words en wat hun functie is. 

Slide 3 - Slide

Reading
--> What are you reading?
timer
20:00

Slide 4 - Slide

Linking words

Linking words helpen je om een tekst/zin te begrijpen
Linking words helpen je om goede Engelse zinnen te schrijven
Linking words zijn dus belangrijk!!

We gaan de betekenis leren & het gebruik oefenen

Slide 5 - Slide

Linking words
zijn woorden die twee zinnen of zinsdelen met elkaar verbinden

example
I am going home. I am going to eat pizza.
I am going home and I am going to eat pizza.

Slide 6 - Slide

Verschillende soorten
toevoeging: and, also, too

tegenstelling: but, however, although

oorzaak/gevolg: because, since, so

voorbeelden geven: such as, for example

Slide 7 - Slide

tegenstelling
  • Als je deze woorden gebruikt is wat in de ene zin staat het tegenovergestelde van wat in de andere zin staat

Slide 8 - Slide

tegenstelling
  • zin 1 - ik heb niet geleerd
  • zin 2 - ik heb een hoog cijfer


zin 2 is een tegenstelling van zin 1

Ik heb niet geleerd toch heb ik een hoog cijfer

Slide 9 - Slide

tegenstelling
  • Deze woorden staan ook vaak aan het begin

ondanks dat ik niet geleerd heb, heb ik een hoog cijfer

hoewel ik niet geleerd heb, heb ik een hoog cijfer

Slide 10 - Slide

Resultaat
-->Ik ben naar Kaatsheuvel verhuisd 
-->Nu woon ik dicht bij school 

Slide 11 - Slide

Resultaat
--> Ik ben naar Kaatsheuvel verhuisd 
--> Dus nu woon ik dicht bij school 

Slide 12 - Slide

.......... you, nobody writes me
A
besides
B
as a result
C
that's why
D
so

Slide 13 - Quiz

She objected at first,..... finally submitted.
A
also
B
provided
C
but
D
besides

Slide 14 - Quiz

He appeared relaxed, .......... the danger.
A
despite
B
consequently
C
after all
D
hence

Slide 15 - Quiz

.......... she was far away, she could see that he was watching her.
A
therefore
B
although
C
for
D
since

Slide 16 - Quiz

You want to stay with him, .......... what he did?
A
moreover
B
although
C
therefore
D
in spite of

Slide 17 - Quiz

It was raining, but ......... we had to go out
A
even so
B
whereas
C
however
D
moreover

Slide 18 - Quiz

I will try to make friends ........ of enemies.
A
however
B
instead
C
nevertheless
D
nonetheless

Slide 19 - Quiz

It was an old song, but ......... it was a favorite when they performed it
A
certainly
B
conversely
C
whereas
D
nevertheless

Slide 20 - Quiz

Would you like to go to the movies? I ...... go to a restaurant.
A
rather
B
in addition
C
what is more
D
indeed

Slide 21 - Quiz

............ most new PCs have several USB slots, older ones often only had one.
A
whereas
B
hence
C
thus
D
in addition

Slide 22 - Quiz

They stay awake at night ....... researchers work in the daytime.
A
therefore
B
while
C
in addition
D
rather

Slide 23 - Quiz

........... he had studied hard for this test, he failed to get an A.
A
unless
B
besides
C
though
D
moreover

Slide 24 - Quiz

he asked me whether I had stolen the money. ...... I would do such a thing
A
indeed
B
as if
C
thus
D
what is more

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Link

Slide 27 - Link

Goal of this lesson
Je kent wat Engelse linking words en wat hun functie is. 

Slide 28 - Slide