Thema 6 Het huis

Het is mooi weer. Ik ga vandaag in ........ zitten.

Wij zitten met onze klas op de tweede .........

Ik hoor de radio niet. Het geluid staat erg ...........

Het eten is al koud. Warm het snel op in ..........

Wij zitten op ........ en we kijken naar ...... .

1. het bed binnen
2. het toilet de radio
3. de bank buiten
4. de stoel het eten

Ik kan moeilijk wakker worden. Ik moet altijd ......... zetten.

Uit ....... van het huis komt veel rook.

Ik maak het fornuis schoon met .........

Tegenwoordig zijn mensen niet meer zo ..........

Op ........ zie je veel dieren.

1. de dierentuin
2. de boerderij
3. de stad
4. het bos

Jij ........ de broek op de strijkplank.

Boven het fornuis hangt .......

Ons huis heeft een woonkamer, een keuken en drie ............

Onder ons huis hebben we nog de .....

Vuile handdoeken doe ik in ........

Ik zie mezelf in ........

Een ander woord voor de vaatwasser.

Huis