4.2 Warmte 2K Brand!

WARMTE 
Hoofstuk 4 - 2 Kader
Paragraaf 4.2 - Brand!
Docent: S.L. Kramer
1 / 19
next
Slide 1: Slide
naskNatuurkunde / Scheikunde+1Middelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

WARMTE 
Hoofstuk 4 - 2 Kader
Paragraaf 4.2 - Brand!
Docent: S.L. Kramer

Slide 1 - Slide

2 Kader
Hoofdstuk 4 Warmte 

  1. Warmtebronnen
  2. Brand!
  3. Verbranding en milieu
  4. Geleiding
  5. Stroming
  6. Straling

Slide 2 - Slide

2K - 4.2 Brand!
LEERDOELEN 4.1

  • Je kunt voorbeelden van warmtebronnen geven.
  • Je kunt uitleggen hoe chemische of elektrische energie van een warmtebron wordt omgezet in warmte.
  • Je kunt het verbrandingsschema van aardgas tekenen.
  • Je kunt het verschil tussen volledige en onvolledige verbranding uitleggen.
  • Je kunt uitleggen hoe je een koolstofmono-oxidevergiftiging kunt voorkomen.

Slide 3 - Slide

2K - 4.2 Brand!
LEERDOELEN 4.2

  • Je kunt uitleggen wat de ontbrandingstemperatuur van een stof is.
  • Je kunt de drie voorwaarden noemen waaraan moet zijn voldaan om een brand te laten ontstaan.
  • Je kunt de drie manieren noemen om een brand te blussen en telkens een voorbeeld geven van zo'n blusmethode.

Slide 4 - Slide

2K - 4.2 Brand! 
Begrippen

  • Ontbrandingstemperatuur
  • Brandstof
  • Temperatuur
  • Zuurstof
  • Blusmethodes

Slide 5 - Slide

2K - 4.2 Brand! 
Voorwaarden voor verbranding
Benzine vliegt niet zomaar in brand. Je moet het eerst aansteken, bijvoorbeeld met een lucifer. Door de hete, brandende lucifer wordt de benzine warmer. Als de benzine een bepaalde temperatuur bereikt, gaat het branden. De temperatuur waarbij een stof gaat branden noem je de ontbrandingstemperatuur. Iedere stof heeft zijn eigen ontbrandingstemperatuur.

De ontbrandingstemperatuur van benzine is ongeveer 270 °C. Eikenhout heeft een ontbrandingstemperatuur van 400 °C. Als benzine of hout eenmaal boven de ontbrandingstemperatuur is, blijft de stof vanzelf branden. De warmte die vrijkomt bij het verbranden zorgt ervoor dat de stoffen boven hun ontbrandingstemperatuur blijven.

Slide 6 - Slide

2K - 4.2 Brand! 
Voorwaarden van verbranding

Om een brand te laten ontstaan moet aan drie voorwaarden zijn voldaan:

Er moet een brandstof aanwezig zijn.
Er moet voldoende zuurstof aanwezig zijn, bijvoorbeeld uit lucht.
De temperatuur van de brandstof moet hoger zijn dan de ontbrandingstemperatuur.

Slide 7 - Slide

2K - 4.2 Brand! 

Slide 8 - Slide

2K - 4.2 Brand!  
Volledige verbranding

Voor de verbranding van aardgas is zuurstof nodig. Zuurstof zit in de lucht. Om het aardgas goed te verbranden, wordt in de branders van de cv-ketel het aardgas vermengd met lucht. Bij een volledige verbranding ontstaan alleen waterdamp en koolstofdioxide. Deze verbrandingsgassen zijn niet giftig.

Slide 9 - Slide

2K - 4.2 Brand! 
Verbranding van een kaars
Als een kaars op tafel staat is al aan twee van de drie voorwaarden voldaan: er is een brandbare stof (kaarsvet) en er is voldoende zuurstof aanwezig. De kaars gaat pas branden als je de lont aansteekt, bijvoorbeeld met een aansteker. De vlam van de aansteker verhit het kaarsvet in de lont tot boven de ontbrandingstemperatuur. Om een brand te laten ontstaan is het dus niet voldoende als er aan één of twee voorwaarden is voldaan. Er moet aan alle drie de voorwaarden tegelijkertijd voldaan zijn. 

Hiervan maak je ook gebruik bij het blussen van brand.

Slide 10 - Slide

2K - 4.2 Brand!  
Een brand blussen
Brand is een ongewenste situatie. Als je niet ingrijpt, zal de verbranding steeds sneller en heftiger verlopen. Een brand moet je daarom zo snel mogelijk blussen. Om een brand te blussen moet je minstens één van de voorwaarden voor brand wegnemen. Dat kan op drie manieren.

  • Je kunt de brandstof weghalen.
  • Je kunt de aanvoer van zuurstof (lucht) blokkeren.
  • Je kunt de stof afkoelen tot onder zijn ontbrandingstemperatuur.

Slide 11 - Slide

2K - 4.2 Brand! 
Brandstof weghalen
De brandstof weghalen is vaak lastig. Bij een brand staat de brandstof namelijk in brand. Het gebeurt weleens dat een gas- of olieleiding explodeert en in brand vliegt. Door de afsluiters in de leiding dicht te draaien kun je de aanvoer van nieuwe brandstof stopzetten. De brand dooft dan vanzelf wanneer het gas of de olie uit de leiding is uitgebrand.

Slide 12 - Slide

2K - 4.2 Brand! 
Aanvoer van lucht blokkeren
Als je zand op een kampvuur schept, blokkeer je de aanvoer van lucht en dus van zuurstof. Het kampvuur gaat dan uit. Grotere branden kun je zo niet doven. De brandweer gebruikt daarvoor schuim dat over het brandende materiaal wordt gespoten. De laag schuim blokkeert de aanvoer van lucht en daarmee van zuurstof.

Slide 13 - Slide

2K - 4.2 Brand! 

Slide 14 - Slide

2K - 4.2 Brand! 
Afkoelen tot onder de ontbrandingstemperatuur
Door water op de brand te spuiten koel je het brandend materiaal af tot beneden de ontbrandingstemperatuur. Omdat het materiaal erg heet kan zijn en ook nog eens in brand staat, heb je grote hoeveelheden water nodig.

Slide 15 - Slide

2K - 4.2 Brand! 

Slide 16 - Slide

2K - 4.2 Brand! 
Gevolgen voor het milieu
Als dit water in het riool stroomt, neemt het de brandstof mee. Als die brandstof giftig is, kan dat rampzalige gevolgen voor het milieu hebben. Ook is het gevaarlijk voor mensen. Het riool vult zich namelijk met giftige dampen, die via afvoerputjes en toiletten in je huis terecht kunnen komen.

Slide 17 - Slide

2K - 4.2 Brand! 
Begrippen en leerdoelen

  • Ontbrandingstemperatuur
  • Brandstof
  • Temperatuur
  • Zuurstof
  • Blusmethodes

Slide 18 - Slide

2K - 4.2 Brand! 
Huiswerk

  • Maken vragen 1 tm 11 online
  • Lezen paragraaf 4.3 - Verbranding en milieu

Slide 19 - Slide