This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Water
Slide 1 - Slide
Welke bewering is niet waar?
A
een gas kun je samenpersen
B
vloeibaar = (v)
C
(g) --> (s)
= rijpen
D
kristalsuiker is een zuivere stof
Slide 2 - Quiz
pH = 3
pH = 5
pH = 7
pH= 4
pH = 2
pH = 9
Slide 3 - Drag question
Sleep de begrippen naar het juiste vakje.
wel stofeigenschap
géén stofeigenschap
Met behulp van stofeigenschappen kan je een stof herkennen
vorm
fase bij kamer-temperatuur
dichtheid
kookpunt
kleur
geur
vloeibaar
magnetisch
oplosbaar in water
Slide 4 - Drag question
Een zuur is een bijtende stof.
Welke pictogram moet er op het etiket van een zuur staan?
A
pictogram A
B
pictogram B
C
pictogram C
D
pictogram D
Slide 5 - Quiz
Zuivere stof of mengsel?
mengsel
zuivere stof
bronwater
zeewater
gedestilleerd water
coca-cola
zuurstof
suiker
rivierwater
Slide 6 - Drag question
Zuivere stof
Oplossing
Emulsie
Melk
Wijn
Mayonaise
Limonade
Azijn
Gedestilleerd water
Pindakaas
Thee
Slide 7 - Drag question
In welk oplosmiddel kun je vet oplossen?
A
Water
B
Aceton
C
Wasbenzine
D
Spiritus
Slide 8 - Quiz
Sleep de begrippen naar de juiste veiligheidspictogrammen.
Gevaarsymbolen zijn herkenbare en duidelijke symbolen, ontworpen om te waarschuwen voor gevaarlijke stoffen of gevaarlijke locaties.
Er blijft 1 begrip over.
schadelijk
bijtend
niet mengen
oxiderend
giftig voor het milieu
Slide 9 - Drag question
Hiernaast is afgebeeld...
A
rode koolsap
B
blauw lakmoespapier
C
rood lakmoespapier
D
universeel indicatorpapier
Slide 10 - Quiz
In zeewater zit zout. Daarom smaakt het zout.
Maak de zinnen kloppend.
Het ............................. is een oplossing. Het oplosmiddel is
............................. . Daarin zit de opgeloste stof .................................
zeewater
water
zout
Slide 11 - Drag question
Een emulsie is:
A
altijd helder en altijd gekleurd
B
altijd troebel en soms gekleurd
C
altijd troebel en altijd gekleurd
D
altijd helder en soms gekleurd
Slide 12 - Quiz
Sleep de begrippen naar het juiste vakje.
Oppervlakte water
Regenwater
Zee water
Water uit de Rijn
Water in beken en sloten
Sneeuw en ijzel
Water van oceanen
Slide 13 - Drag question
Sleep de begrippen naar het juiste vakje.
Hydrofiel
Hydrofoob
Houdt van water
Houdt van vet
Slide 14 - Drag question
Tafelazijn heeft een...
A
pH groter dan 7
B
pH kleiner dan 7
C
pH is 7
Slide 15 - Quiz
Sleep de begrippen naar het juiste vakje.
zuurst
zuur
neutraal
basisch
meest basisch
Water met pH = 7
zeep-oplossing met
pH = 10
tafelazijn met pH = 2,6
gootsteen-ontstopper met pH = 14
Maagsap met pH = 1,5
Slide 16 - Drag question
Sleep de begrippen naar het juiste vakje.
Zure oplossing
Basische oplossing
Cola
Zeep
Sinaasappelsap
Maagsap
Azijn
Bronwater
Wasmiddel
Ammonia
Slide 17 - Drag question
Hiernaast is afgebeeld...
A
ketelsteen
B
waterkokersteen
C
zand
D
kalkzeep
Slide 18 - Quiz
Sleep de onderdelen naar de juiste plek.
Indicator
in zure oplossing
in neutrale oplossing
in basische oplossing
rood lakmoes
-
-
rood
-
-
rode koolsap
paars
universeel indicatorpapier
blauw
blauw lakmoes
rood
rood/oranje
oranje/geel
groen/blauw
geel/groen
Slide 19 - Drag question
De ____________ van een stof geeft aan hoe zuur iets is. Je kunt dit aflezen op een ____________ . De pH van 7 is ____________ . Hoe lager de pH van een stof is, hoe ____________ de stof is. Als een stof een pH boven de 7 heeft, noem je dit ____________ .
zuurgraad
pH-schaal
neutraal
zuurder
basisch
Slide 20 - Drag question
Voor zure oplossingen geldt...
A
pH = 7
B
pH < 7
C
pH > 7
D
pH = 0
Slide 21 - Quiz
Sleep het begrip naar de juiste zin:
1. Een vaste stof in een vloeistof die niet mengen
2. Een vaste stof in een vloeistof die wel mengen
3. Een vloeistof in een vloeistof die niet mengen
4. Een vloeistof die makkelijk oplost in water
5. Een vloeistof die moeilijk oplost in water
6. Een hulp stof die er wel voor zorgde dat een emulsie mengt.
Emulsie
Oplossing
Emulgator
Suspensie
Hydrofoob
Hydrofiel
Slide 22 - Drag question
Met een basisch schoonmaakmiddel kan ik...
A
vet verwijderen
B
de vaat wassen
C
ramen lappen
D
kalk verwijderen
Slide 23 - Quiz
Welke kleur zal een oplossing van ammonia aangeven?
A
donker blauw
B
geel
C
groen
D
rood
Slide 24 - Quiz
Met een zuur schoonmaakmiddel kan ik?
A
vet verwijderen
B
de vaat wassen
C
ramen lappen
D
kalk verwijderen
Slide 25 - Quiz
Als je suiker toevoegt aan een zure drank, dan is het nog steeds zuur.
A
juist, alleen overheerst
de zoete smaak
B
juist, je proeft de zure smaak nog steeds duidelijk
C
onjuist, het smaakt dan zoet
D
onjuist, het zuur wordt door suiker geneutraliseerd
Slide 26 - Quiz
Sleep de begrippen naar het juiste vakje.
zure oplossingen
basische oplossingen
neutrale oplossing
pH groter dan 7
pH kleiner dan 7
pH is 7
Slide 27 - Drag question
Met welke stof reageert opgeloste kalk in leidingwater om kalkzeep te vormen?
A
detergent
B
synthetisch zeep
C
natuurlijk zeep
D
water
Slide 28 - Quiz
Hoe wordt het zwevende deel genoemd dat hiernaast is getekend?
A
zeep
B
detergent
C
emulgator
D
micel
Slide 29 - Quiz
Hoe wordt de aanslag genoemd dat hiernaast is getekend?
A
zeep
B
kalkzeep
C
detergent
D
kalk
Slide 30 - Quiz
Sleep de onderdelen naar de juiste plek.
Elke stap is een factor 10. Dus van pH 7 naar pH 5 is 10x10=100x zo zuur.
zuur
basisch
neutraal
Slide 31 - Drag question
Je doet 7,5 gram suiker in 250 mL water. Wat is de concentratie in g/mL?
Slide 32 - Open question
Uitleg vorige rekenvraag.
massa (g)
volume (mL)
7,5
250
?
1
delen door 250
Als je van 250 naar 1 gaat dan deel je door 250.
Dat doe je dan ook bij de massa, dus 7,5 gedeeld door 250.
? is dan 0,03 g.
Andere manier van berekenen is het kruisproduct:
(1 x 7,5) / 250 = 0,03 g
De concentratie is dus 0,03 g/mL
Slide 33 - Slide
Je meet 25 mL keukenazijn af. Je voegt 2 druppels fenolftaleïne toe. De oplossing wordt roze na toevoegen van 27,4 mL natronloog. Voldoet de azijn aan de Warenwet?Natronloog: 1 mL ≙ 55 mg. Extra uitleg op p41 van je werkboek.
Slide 34 - Open question
Uitleg vorige rekenvraag.
massa (mg)
volume (mL)
55
1
?
27,4
vermenigvuldigen met 27,4
Als je van 1 naar 27,4 gaat dan vermenigvuldig je met 27,4.
Dat doe je dan ook bij de massa, dus 55 keer 27,4.
? is dan 1507 mg.
Andere manier van berekenen is het kruisproduct:
(27,4 x 55) / 1 = 1507 mg
De azijn voldoet dus aan de warenwet, want de massa van 1507 mg is groter dan 1000 mg (per 25 mL azijn).
Slide 35 - Slide
Van een monster leidingwater is bekend dat de hardheid 8,6 is. Hoeveel mg kalk zit er dan in het leidingwater opgelost? Duitse hardheidsgraad: 1 D° ≙ 7,1 mg opgelost kalk per liter.
Slide 36 - Open question
Uitleg vorige rekenvraag.
mg kalk per L
D°
7,1
1
?
8,6
vermenigvuldigen met 8,6
Als je van 1 naar 8,6 gaat dan vermenigvuldig je met 8,6.
7,1 x 8,6 = 61,06 mg
? is dan afgerond 61,1 mg.
Andere manier van berekenen is het kruisproduct:
(8,6 x 7,1) / 1 = 61,1 mg
In het monster leidingwater zit dus 61,1 mg kalk per liter opgelost.