10.04 - Zure en basische oplossingen

§10.2 Zure en basische oplossingen
1 / 22
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

§10.2 Zure en basische oplossingen

Slide 1 - Slide

Wat weet je nog?

Slide 2 - Slide

Sleep naar de juiste plek:
neutraal
beetje zuur
beetje basisch
sterk basisch
sterk zuur

Slide 3 - Drag question

Een bepaalde vloeistof heeft een pH van 10.
Wat is waar?
A
Deze stof is bijtend
B
De stof is zuur
C
Deze stof is neutraal
D
De stof is vast

Slide 4 - Quiz

Wat maakt een oplossing zuur?

Slide 5 - Slide

Wat valt je op?

Slide 6 - Slide

Zure oplossing
In alle zure oplossingen zit het deeltje H+ opgelost.

Een zuur is een stof die H+ afstaat. Hiernaast zie je wat voorbeelden.


Slide 7 - Slide

Naamgeving
Deze naamgeving moet je kennen


Ac = acetaat
    CH3COO

Slide 8 - Slide

Een zuur oplossen
Als je een zuur oplost, staat het zuur de H+-ionen af. 

Het (negatieve) ion dat overblijft, heet het zuurrest-ion.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Eigenschappen van een zure oplossing
  • Bijtend
  • pH < 7
  • Stroomgeleidend
  • Aantasten van onedele metalen
  • Aantasten van gebouwen (kalksteen) en beton

Slide 11 - Slide

Een paar vragen...

Slide 12 - Slide

Een stof is pas zuur als ze opgelost is in water.
A
Goed
B
Fout

Slide 13 - Quiz

Hoe heet het ion dat overblijft als alle H+ is afgestaan?

Slide 14 - Open question

Het zuurrestion is altijd ...
A
positief geladen
B
negatief geladen

Slide 15 - Quiz

Wat is een zuur?

Slide 16 - Open question

Wat is een base?

Slide 17 - Slide

Basen
Een zuur staat een H+-ion af

Een base neemt een H+-ion op

Slide 18 - Slide

4 groepen
- ammoniak
- stoffen met hydroxide-ionen
- stoffen met oxide-ionen
- stoffen met carbonaationen

Stoffen die bestaan uit ionen, zijn zouten.

Slide 19 - Slide

Naamgeving

Slide 20 - Slide

Eigenschappen van een basische oplossing
  • Zeepachtige smaak
  • Voelen glibberig
  • pH > 7
  • Ontvettend
  • Irriterend of bijtend

Slide 21 - Slide

Wat kun je nu doen?

Maak de opgaven van §10.2

Slide 22 - Slide