CLASE 5H-MARTES 2-4-24

CLASE 5H-MARTES 2-4-24
1 / 33
next
Slide 1: Slide
SpaansVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3Leerroute 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

CLASE 5H-MARTES 2-4-24

Slide 1 - Slide

MARTES 2-4-24

Slide 2 - Slide

¿QUÉ TAL TUS VACACIONES!
PIENSA EN 3 COSAS QUE HAS HECHO DURANTE LAS VACACIONES
ESCRÍBELAS EN TU CUADERNO, POR FAVOR.
timer
5:00

Slide 3 - Slide

TEXTO 10
OBSERVA EL TÍTULO, EL LAY-OUT 
Y LA INTRODUCCIÓN.
DESPUÉS LEE EL TEXTO 1.

¿QUÉ CREES QUE ES UNA MORALEJA?
timer
5:00

Slide 4 - Slide

TEXTO 10
LEE LA PRIMERA PREGUNTA Y 
EL PRIMER TEXTO.
MARCA LOS VERBOS
 DE LA PREGUNTA. ¿QUÉ SIGNFICAN?

Slide 5 - Slide

TEXTO 10
AHORA LEE EL TEXTO Y 
MARCA LOS VERBOS
DIE EEN FEIT AANGEVEN

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

ser       ir        tener     estar   hacer

fui                      fui                  tuve                        estuve             hice

fuiste               fuiste            tuviste                  estuviste         hiciste

fue                    fue                 tuvo                        estuvo             hizo

fuimos            fuimos          tuvimos                estuvimos     hicimos

fuisteis           fuisteis         tuvisteis               estuvisteis     hicisteis

fueron             fueron          tuvieron                estuvieron     hicieron

Slide 8 - Slide

INDEFINIDO 
De indefinido wordt gebruikt voor gebeurtenissen die op een bepaald moment in het verleden plaatsvonden. Deze gebeurtenissen/acties zijn afgesloten en hebben voor de spreker geen verband met het heden. 

Ayer hablé con mi abuelo sobre las clases en línea. 
Gisteren praatte ik met mijn opa over de online lessen. 
Ik heb gisteren met mijn opa over de online lessen gesproken. 

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

MARCADORES TEMPORALES

Slide 11 - Slide

Indefinido (signaalwoorden)
ayer, anteayer, anoche
la semana pasada
el año/mes/verano pasado
el otro día, el lunes, el martes
hace 1,2,3 día(s) /semana(s)
en 1946, el 14 de febrero (datum)
en marzo... navidades...
aquel día, aquel invierno, desde 1995 hasta 1998, 
de repente, cuando, 
el/la último/a día/tarde...


Leer de vertaling van de signaalwoorden!
DEZE TIJD HEEFT EEN DUIDELIJK BEGIN EN EIND!

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

LA PG. 137

Slide 14 - Slide

Ayer mis amigos (escribir) muchos mensajes por WhastApp.

A
escribió
B
escribieron
C
escribisteis
D
escribiste

Slide 15 - Quiz

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in de indefinido in. "Ayer yo (habler) con mis abuelos.

A
hablé
B
hablaste
C
habló
D
hablamos

Slide 16 - Quiz

La semana pasada nosotros (visitar) a los abuelos.

A
visité
B
visitaste
C
visitó
D
visitamos

Slide 17 - Quiz

Del 2015 al 2019 Juan (vivir) en Madrid.

A
vivió
B
viviste
C
viví
D
vivimos

Slide 18 - Quiz

Hola chicos, (aprender) español en las vacaciones pasadas?

A
aprendí
B
aprendió
C
aprendisteis
D
aprendimos

Slide 19 - Quiz

La semana pasada vosotros (ir) a casa de los abuelos.

A
fui
B
fuiste
C
fue
D
fuisteis

Slide 20 - Quiz

Tú (comer) pizza ayer, ¿verdad?

A
comí
B
comimos
C
comió
D
comiste

Slide 21 - Quiz

Ayer ... en la playa (nosotros)
A
Caminé
B
Caminó
C
Caminamos
D
Caminemos

Slide 22 - Quiz

¿Lo ... bien el fin de semana?
A
Pasaste
B
Pasiste
C
Pasastes
D
Pasarte

Slide 23 - Quiz

PRACTICA MÁS
timer
10:00

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

BEGINTAAK
WAT IS BEWERINGSVRAAG?

WAT KAN MOEILIJK ZIJN BIJ EEN BEWERINGSVRAAG?
1- Bedenk de zinnen voor jezelf en schrijf jouw gedachten op.
2- Bespreek met een klasgenoot/e jouw bevindingen.
3- Wij bespreken het klassikaal.
stopwatch
00:00

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Stappenplan bewering/stelling (wat is waar?)
1. Vaak vragen met meer dan 1 punt (1, 2, 3,...)
2, Een bewering (wat is waar?) is pas juist als ALLE elementen uit de bewering juist zijn.
3. Dus:   knipt het antwoord in stukken
                  controleer per element
Bv. "Gerben komt alijd te laat en Mieke is een voetbalfan". > 2 delen checken.

Slide 28 - Slide

Stappenplan bewering/stelling (wat is waar?)
Valkuilen beweringen/ stellingen:
  • Woorden als altijd, nooit, alles, alleen maar, vooral > die staan in de verkeerde antwoorden!!
  • Vragen als 'geef voor elke stelling aan of hij waar/ niet waar is"> meerdere mogelijkheden dus
  • Vragen waarbij alle antwoorden 'waar' of  'niet waar' zijn> dat kan!

Slide 29 - Slide

PRACTICAMOS

Slide 30 - Slide

HAVO - TEXTO 3
stopwatch
00:00

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide