Herhaling 4KB

Functie onderdelen cel
- Celwand, geeft stevigheid en bescherming
- Celkern, regelcentrum van de cel, bepaald wat
  er in de cel gebeurt. Hierin ligt het erfelijk materiaal
- Celmembraan, vlies om de cel. Bepaald wat de cel
  in en uit komt.
- Vacuole, waterballon in de cel. Zorgt voor
  stevigheid.
- Bladgroenkorrel, zorgt voor fotosynthese
- Cytoplasma, vloeistof in de cel waar stoffen in
  opgelost zitten
1 / 16
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Functie onderdelen cel
- Celwand, geeft stevigheid en bescherming
- Celkern, regelcentrum van de cel, bepaald wat
  er in de cel gebeurt. Hierin ligt het erfelijk materiaal
- Celmembraan, vlies om de cel. Bepaald wat de cel
  in en uit komt.
- Vacuole, waterballon in de cel. Zorgt voor
  stevigheid.
- Bladgroenkorrel, zorgt voor fotosynthese
- Cytoplasma, vloeistof in de cel waar stoffen in
  opgelost zitten

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

3 soorten planten
Wieren en algen:
- een- of meercellig, hebben geen stengels, wortels of bladeren.
Sporenplanten:
- zien eruit als normale planten, maar zonder bloemen. Maken sporen.
Zaadplanten: 
- Maken bloemen, twee soorten:
Naaktzadige
Bedektzadige

Slide 3 - Slide

Functie onderdelen cel
- Celwand, geeft stevigheid en bescherming
- Celkern, regelcentrum van de cel, bepaald wat
  er in de cel gebeurt. Hierin ligt het erfelijk materiaal
- Celmembraan, vlies om de cel. Bepaald wat de cel
  in en uit komt.
- Vacuole, waterballon in de cel. Zorgt voor
  stevigheid.
- Bladgroenkorrel, zorgt voor fotosynthese
- Cytoplasma, vloeistof in de cel waar stoffen in
  opgelost zitten

Slide 4 - Slide

Opbouw planten
- Wortel: hiermee neemt een plant water en mineralen op uit de grond. Zorgt voor Stevigheid plant + opslag reserve stoffen.
Stengel: geeft de plant stevigheid en vervoeren van stoffen door plant 
Bladeren: hier vindt fotosynthese plaats.
Bloemen: Zorgen voor voortplanting


Slide 5 - Slide

Weefsels
- Opperhuid/Dekweefsel: dit biedt een beschermlaag aan de plant 
Weefsel met bladgroen: cellen met een dunne wand. Hier vindt fotosynthese plaats
Vaatweefsel: vaatbundel vervoeren stoffe
1. Houtvaten, dode cellen, vervoeren water en mineralen omhoog
2. Bastvaten, levende cellen, vervoeren water, afvalstoffen en glucose naar beneden.


Slide 6 - Slide

Producenten?
Planten zijn producenten 🡪 produceren (maken) kun eigen eten. Dit doen ze via fotosynthese. Fotosynthese vindt plaats in de bladgroenkorrels. Dit is een organel die alleen planten in hun cellen hebben.
Via fotosynthese maken planten glucose.  

Slide 7 - Slide

Fotosynthese
Nodig:
- Lichtenergie
- Koolstofdioxide
- Water

Bij fotosynthese ontstaat:
- Glucose
- Zuurstof (afvalstof van 
fotosynthese)


Slide 8 - Slide

Verbranding
Een organisme werkt energie op door verbranding. Verbranding is een proces die in elke levende cel plaats vindt. Dit vindt plaats in het cytoplasma. 

Nodig:
- Zuurstof (gas)
- brandstof (vaak glucose)

Maakt:
- Energie
- Koolstofdioxide (gas)
- Water

Slide 9 - Slide

Koolstof
Onderdeel van een molecuul. Moleculen zijn kleine stofjes waaruit alles is opgebouwd.

Planten gebruiken de glucose die zij maken om andere voedingsstoffen en bouwstoffen voor zichzelf te maken zoals vetten en eiwitten. Glucose dat niet gebruikt wordt, wordt opgeslagen in de vorm van zetmeel.

Andere organisme krijgen koolstof binnen door andere organismen op te eten.

Slide 10 - Slide

Koolstofkringloop
- Producent maakt Glucose
- Consument eet producent op
- Consumenten eten elkaar op
- Reducenten zetten dode producenten en consumenten om in koolstofdioxide

Slide 11 - Slide

Prikkels 
- Prikkels zijn stukjes informatie die bij je zintuigen aankomt. Dit kan inwendig én uitwendig.

- Adequate prikkel, prikkels die alleen bij 1 specifiek zintuig past (je hoort niet met je neus)

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Impulsen
- Zintuigen zetten prikkels om in impulsen

- Impuls, elektrisch signaal dat via de zenuwen van zintuigen naar hersenen gaat. 

Slide 14 - Slide

Zenuwcellen
- Gevoelszenuwen: lange uitlopers van gevoelszenuwcellen. Vervoeren impulsen van zintuigcellen naar het centraal zenuwstelsel.

- Bewegingszenuwen: lange uitlopers van bewegingszenuwcellen. Vervoeren impulsen van het centraal zenuwstelsel naar spieren en klieren.

Slide 15 - Slide

Gedrag, drempelwaarde en gewenning
- Gedrag: alles wat een mens of dier doet

- Drempelwaarde: Prikkels moeten een minimale 
sterkte hebben anders ontstaat er geen impuls

- Gewenning: als je lang dezelfde prikkels binnen
krijgt worden ze niet meer omgezet in impulsen.

Slide 16 - Slide