This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Bekijk de afbeeldingen. Welke spreekt je het meeste aan en wat zegt dit over jou?
Slide 3 - Slide
Welke van voorgaande foto's spreekt je het meeste aan en wat zegt dit over jou?
Slide 4 - Open question
Slide 5 - Slide
Wat is een examen?
Slide 6 - Mind map
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Examenopdracht: Voer een creatieve activiteit uit met een groepje kinderen op de groep. Wat moet je weten? Welke informatie ontbreekt?
Slide 10 - Open question
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Welke beoordelingsfouten ken je?
Slide 15 - Open question
Slide 16 - Slide
Welke beoordelingsfouten zijn jouw grootste valkuil?
Slide 17 - Open question
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Video
00:38
Hoeveel keer werd de bal overgespeeld?
A
14
B
15
C
16
D
17
Slide 20 - Quiz
00:42
Is je nog iets anders opgevallen in deze video?
Slide 21 - Open question
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Wat heb je in de afbeelding gezien?
Slide 28 - Open question
Waarnemen
6 kinderen: 1 jongen - 5 meisjes
4 steken hun hand op
1 juf met een handpop
Slide 29 - Slide
Slide 30 - Slide
Slide 31 - Slide
Slide 32 - Slide
Een winkelier had juist de lichten in de winkel gedoofd toen een man verscheen en geld eiste. De eigenaar opende de kassa. De inhoud werd opgestreken en de man spoedde zich weg. De gemeentepolitie werd onmiddellijk ingelicht.
Bewering: Een man verscheen nadat de eigenaar de verlichting in zijn winkel had uitgedaan.
A
Ja
B
Nee
C
?
Slide 33 - Quiz
Een winkelier had juist de lichten in de winkel gedoofd toen een man verscheen en geld eiste. De eigenaar opende de kassa. De inhoud werd opgestreken en de man spoedde zich weg. De gemeentepolitie werd onmiddellijk ingelicht.
Bewering: De overvaller was een man.
A
Ja
B
Nee
C
?
Slide 34 - Quiz
Een winkelier had juist de lichten in de winkel gedoofd toen een man verscheen en geld eiste. De eigenaar opende de kassa. De inhoud werd opgestreken en de man spoedde zich weg. De gemeentepolitie werd onmiddellijk ingelicht.
Bewering: De man die de kassa opende was de eigenaar
A
Ja
B
Nee
C
?
Slide 35 - Quiz
Een winkelier had juist de lichten in de winkel gedoofd toen een man verscheen en geld eiste. De eigenaar opende de kassa. De inhoud werd opgestreken en de man spoedde zich weg. De gemeentepolitie werd onmiddellijk ingelicht.
Bewering: Iemand deed de kassa open.
A
Ja
B
Nee
C
?
Slide 36 - Quiz
Een winkelier had juist de lichten in de winkel gedoofd toen een man verscheen en geld eiste. De eigenaar opende de kassa. De inhoud werd opgestreken en de man spoedde zich weg. De gemeentepolitie werd onmiddellijk ingelicht.
Bewering: de overvaller eiste geld van de eigenaar.
A
Ja
B
Nee
C
?
Slide 37 - Quiz
Een winkelier had juist de lichten in de winkel gedoofd toen een man verscheen en geld eiste. De eigenaar opende de kassa. De inhoud werd opgestreken en de man spoedde zich weg. De gemeentepolitie werd onmiddellijk ingelicht.
Bewering: Het verhaal gaat over een serie gebeurtenissen waarin het maar over drie mensen gaat: de eigenaar van de winkel, de man die geld eiste en een agent van de gemeentepolitie.
A
Ja
B
Nee
C
?
Slide 38 - Quiz
Een winkelier had juist de lichten in de winkel gedoofd toen een man verscheen en geld eiste. De eigenaar opende de kassa. De inhoud werd opgestreken en de man spoedde zich weg. De gemeentepolitie werd onmiddellijk ingelicht.
Bewering: De volgende gebeurtenissen komen in het verhaaltje voor: iemand eiste geld, een kassa werd geopend, de inhoud daarvan werd opgestreken en een man holde de winkel uit.