2.1-2.2-2.3

Quiz 2.1 & 2.2 & 2.3
1 / 21
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Quiz 2.1 & 2.2 & 2.3

Slide 1 - Slide

Wat maakt een megastad anders dan een wereldstad en hoofdstad?
A
Economische activiteiten
B
Grootte en bevolkingsdichtheid
C
Culturele diversiteit
D
Politieke status

Slide 2 - Quiz

Hoe verschilt een hoofdstad van een megastad en wereldstad?
A
Innovatie en technologie
B
Toeristische dingen
C
Economische groei
D
Politieke functie

Slide 3 - Quiz

Wat is een typerend kenmerk van een megastad?
A
Enorme bevolkingsaantal
B
Geen etnische verschillen
C
Historische gebouwen
D
Natuurlijke omgeving

Slide 4 - Quiz

Wat is het kenmerk van een primate city?
A
Het domineert economisch en politiek in het land.
B
Het heeft weinig invloed buiten de stadsgrenzen.

Slide 5 - Quiz

Wat is een primate city?
A
De grootste en belangrijkste stad van een land.
B
Een stad met weinig invloed op het land.

Slide 6 - Quiz

Wat is het proces waarbij landelijke gebieden veranderen in stedelijke gebieden?
A
Industrialisatie
B
Modernisatie
C
Urbanisatie
D
Ruralisatie

Slide 7 - Quiz

Welke invloed heeft urbanisatie op het milieu?
A
Biodiversiteit
B
Waterbesparing
C
Energie-efficiëntie
D
Luchtvervuiling

Slide 8 - Quiz

Wat zijn de sociale gevolgen van urbanisatie?
A
Traditionele waarden
B
Sociale ongelijkheid
C
Familiebanden
D
Gemeenschapsbinding

Slide 9 - Quiz

Wat is de definitie van suburbanisatie?
A
De concentratie van bevolking en economische activiteiten in de stad.
B
De migratie van mensen vanuit de stad naar de buitenwijken.
C
De groei van stedelijke gebieden in oppervlakte.
D
De afname van de bevolking in stedelijke gebieden.

Slide 10 - Quiz

Wat is de definitie van een 'central business district'?
A
Een industrieel gebied in de stad.
B
Het historische stadscentrum.
C
Het commerciële en zakelijke centrum van een stad.
D
Een woongebied in de stad.

Slide 11 - Quiz

Waar zijn Krottenwijken meestal te vinden?
A
bergachtige gebieden
B
kustgebieden
C
kleine dorpjes
D
grote steden

Slide 12 - Quiz

Wat zijn kenmerken van Krottenwijken?
A
overbevolking en armoede
B
hoogwaardige infrastructuur en welvaart
C
luxe voorzieningen en ruimte
D
natuurschoon en rust

Slide 13 - Quiz

Wat is een ander woord voor Krottenwijken?
A
plattelandswijken
B
villawijken
C
woonwijken
D
sloppenwijken

Slide 14 - Quiz

Welke elementen maken deel uit van de infrastructuur?
A
Wegen, bruggen, en telecommunicatienetwerken.
B
Kunstmusea, theaters, en bibliotheken.
C
Strandtenten, pretparken, en bioscopen.
D
Zwembaden, sportvelden, en speeltuinen.

Slide 15 - Quiz

Hoe draagt infrastructuur bij aan economische groei?
A
Door het beperken van handelsactiviteiten.
B
Door efficiënt transport van goederen en mensen.
C
Door het verhogen van belastingen.
D
Door het vertragen van de digitale connectiviteit.

Slide 16 - Quiz

Wat zijn de gevolgen van segregatie?
A
Inclusieve samenleving en gelijke kansen voor iedereen.
B
Sociale ongelijkheid en discriminatie.

Slide 17 - Quiz

Waar komt segregatie vaak voor?
A
In stedelijke gebieden met verschillende etnische groepen.
B
In landelijke gebieden met weinig diversiteit.

Slide 18 - Quiz

Wat is een voorbeeld van informele sector activiteit?
A
Bankieren
B
Industriële productie
C
Overheidsdiensten
D
Straathandel

Slide 19 - Quiz

Welke sector heeft geen wettelijke bescherming voor werknemers?
A
Formele sector
B
Grijze sector
C
Semi-formele sector
D
Informele sector

Slide 20 - Quiz

Waar vindt men over het algemeen de informele sector?
A
In stedelijke gebieden
B
In westerse landen
C
In industriële zones
D
In ontwikkelingslanden

Slide 21 - Quiz