2 a 16 okt

1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Was lernen wir heute?
Je kunt eenvoudige teksten over jezelf en anderen begrijpen.

je kunt het werkwoord haben gebruiken in combinatie met de persoonlijke voornaamwoorden

Slide 2 - Slide

Top:  20 lln voldoende!! 

gem. cijfer klas: 6.6




slechts 6x onv. 
tunkuur boeken aub
Nikki / Ashlee/ Anas inhalen






 

Slide 3 - Slide

so inhalen zie mail
Niki
Ashlee
Anas
 vrijdag inhaaluur - tunkuur do 8e en di 1e uur 

Slide 4 - Slide



  
Wat ging goed?  compliment


Wat kan/moet beter?      Hoe ga je dat doen?  Werkt jouw manier van leren?   Advies nodig? 


Slide 5 - Slide

So = reproductie  (stampwerk) 

Repetitie = reproductie + toepassen van stampwerk. voorbeeld welk woord past in deze zin. 

Wir ......... aus den Niederlanden

zonder goede reproductie (woordjes leren + rijtje grammatica) is toepassen heel moeilijk.

Slide 6 - Slide

Es gibt 14 Berge auf der Welt, die über 8.000 Meter hoch sind.
18-Jähriger Bergsteiger auf Rekordjagd

Slide 7 - Slide

Spektakel von Red Bull

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

Hausaufgaben: 
Vandaag afhebben: A/B/C. 

Slide 10 - Slide

wie vindt de woorden het snelst?  
timer
5:00

Slide 11 - Slide

D Lesen
Aufgabe 13 und 14 
Fertig? (klaar?) 
dan slim stampen onderdelen A-B-C-D
timer
12:00

Slide 12 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden -die Personalpronomen
ik =
jij=
hij=
zij=
het=
wij=
jullie=
zij =
U= 

Slide 13 - Slide

de persoonlijke voornaamwoorden

1 Mein Bruder ist toll                  -   (hij, zij, het ) ist toll
2 Meine Schwester ist toll        -     (hij, zij, het) ) ist toll
3 Meine Freunde sind toll             - (hij, zij, hetsind toll 
4 Das Haus ist toll                     -     (hij, zij het) ) ist toll 
5 Peter en Anne sind toll      -         (hij zij het) sind toll 
6 Meine Eltern sind toll                    (hij, zij, het) sind toll
7 Felix ist toll                                      (hij, zij, het) ist toll
8 Mein Sohn ist toll                              (hij, zij, het) ist toll 

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

werkwoord zijn + hebben

Slide 16 - Slide

volgende week afhebben:
E opdrachten Grammatik 
slim stampen A/B/C/D

Slide 17 - Slide