Lesweek 12 Woordenschat: 1.1 Betekenis afleiden uit de tekst + Herhaling Taalverzorging 3.1 en 3.2

1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat staat er op het programma?

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Centraal examen Lezen & Luisteren

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen
  • Herhalen: werkwoordspelling (3x) + Hoofdletters (3x)

Je hebt beperkte tijd bij het examen. Je kunt dus niet alles opzoeken in het woordenboek.

  • Je leidt de betekenis van een onbekend woord af uit de tekst waarin dit woord wordt gebruikt.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Herhalen - de beste manier van leren

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Die journalist ...... ons gisteren de verwachte verkiezingsuitslag. (duiden)
A
duidt
B
duide
C
duid
D
duidde

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Naar de ........ walvis kwamen veel mensen kijken. (stranden)
A
gestrande
B
gestrandde

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Waardoor ..... jij tegenwoordig zo vaak een kaarsje? (branden)
A
brand
B
brandt
C
brande
D
brandde

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Hoofdletters
Wat is goed?
A
De rocky mountains vormen een gebergte in noord-amerika.
B
De Rocky Mountains vormen een gebergte in noord-amerika.
C
De Rocky Mountains vormen een gebergte in Noord-Amerika.

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Hoofdletters
Wat is goed?
A
januari
B
Januari

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Hoofdletters
Wat is goed?
A
Zowel de islam als het christendom kent een god.
B
Zowel de islam als het christendom kent een God.
C
Zowel de Islam als het Christendom kent een God.
D
Zowel de Islam als het Christendom kent een god.

Slide 11 - Quiz

God is hier niet bedoeld als een heilig begrip maar als een lid van een godsdienste stroming, dus geen hoofdletter.
Als laatste stap: GEBRUIK HET WOORDENBOEK
  1. Herken je het woord uit een andere taal?
  2. Herken je een deel van het woord?
  3. Lees minimaal 1 zin terug.
  4. Lees minimaal een zin verder.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Past 'tegenstelling' in deze zin?


De tegenstelling van mooi is prachtig.
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wat is GEEN doel van een afbeelding?
A
Extra informatie geven
B
De lezer afleiden van de tekst
C
Tekst aantrekkelijker maken

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Wat is een synoniem
A
een woord dat er hetzelfde uitziet
B
een woord dat hetzelfde klinkt
C
een woord dat het zelfde betekent
D
een woord dat eindigt op -iem

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wat is geen synoniem:
A
Praten - spreken
B
Vriend - maat
C
Fiets - rijwiel
D
Boos - kwaad

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een synoniem?
A
moeder - mama
B
oma - moeder
C
vader - moeder
D
papa - mama

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

aangezien
combineren
definitie
ronduit
omdat
samenvoegen
omschrijving
zonder meer

Slide 21 - Drag question

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Klaar? Ga naar....
.....EXAMENSPRINT 2F
Aan de slag!

Slide 24 - Slide

This item has no instructions