2B MOCK irregular verbs

1 / 27
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Geef het hele werkwoord, past simple, past participle vorm van:
eten

Slide 2 - Open question

Geef het hele werkwoord, past simple, past participle vorm van:
maken

Slide 3 - Open question

Geef het hele werkwoord, past simple, past participle vorm van:
kopen

Slide 4 - Open question

Geef het hele werkwoord, past simple, past participle vorm van:
zeggen

Slide 5 - Open question

Geef het hele werkwoord, past simple, past participle vorm van:
verkopen

Slide 6 - Open question

Geef het hele werkwoord, past simple, past participle vorm van:
stelen

Slide 7 - Open question

Geef het hele werkwoord, past simple, past participle vorm van:
winnen

Slide 8 - Open question

De past participle vorm van
'to be' is:
A
was / were
B
been
C
was
D
were

Slide 9 - Quiz

De past participle vorm van
'to cost' is:
A
costed
B
costs
C
cust
D
cost

Slide 10 - Quiz

De past participle vorm van
'to make' is:
A
maked
B
mook
C
made
D
maded

Slide 11 - Quiz

De past participle vorm van
'to show' is:
A
shown
B
showed
C
showd
D
shew

Slide 12 - Quiz

De past participle vorm van
'to understand' is:
A
understanded
B
understand
C
understooded
D
understood

Slide 13 - Quiz

De past simple vorm van
'to feel' is:
A
feeled
B
felt
C
feeld
D
felted

Slide 14 - Quiz

De past simple vorm van
'to do' is:
A
did
B
done
C
dode
D
doned

Slide 15 - Quiz

De past simple vorm van
'to shake' is:
A
shaken
B
shook
C
shaked
D
shooked

Slide 16 - Quiz

De past simple vorm van
'to tell' is:
A
telled
B
teld
C
told
D
tolded

Slide 17 - Quiz

Geef de past simple en de past participle vorm van:
to come

Slide 18 - Open question

Geef de past simple en de past participle vorm van:
to ring

Slide 19 - Open question

Geef de past simple en de past participle vorm van:
to throw

Slide 20 - Open question

Geef de past simple en de past participle vorm van:
to swim

Slide 21 - Open question

Geef de past simple en de past participle vorm van:
to get

Slide 22 - Open question

Translate:
ik wist het niet

Slide 23 - Open question

Translate:
hij zag het niet

Slide 24 - Open question

Translate:
jullie eten niet

Slide 25 - Open question

Translate:
wij vertellen het niet

Slide 26 - Open question

Translate:
zij ziet het niet

Slide 27 - Open question