1.2 Spanningen in de wereld

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Spanningen in de wereld

paragraaf 1.2

Leerdoelen

• Je kunt een beschrijving geven van de machtsverhoudingen in Europa   rond 1900.
• Je kunt een verband leggen tussen het nationalisme en de situatie op   de Balkan rond 1900.
• Je kunt uitleggen waarom de Russisch-Japanse oorlog belangrijk was.
• Je kunt uitleggen waarom er een systeem van bondgenootschappen in   Europa was.  

Wat weet je al over de Eerste Wereldoorlog?

Even terugblikken... wat betekent
nationalisme?

Even terugblikken... wat betekent
modern imperialisme?

Europese grootmachten

Aan het einde van de 19e eeuw namen de spanningen toe tussen landen in heel Europa. 

Oorzaken:

1. Nationalisme
2. Modern imperialisme
3. Vereniging van Duitsland
4. Industrialisatie die zorgde voor een wapenwedloop

De Balkan

In het Ottomaanse Rijk wilden allerlei verschillende
volkeren eigen staten. 

Oostenrijk-Hongarije wilde hier gebruik van maken en
lijfde Bosnië toe aan hun koninkrijk. 

→ gevolg: Servië was woedend, omdat veel Serviërs in
     Bosnië woonden. 

 

Rusland en Japan

Rusland was in deze periode ook in conflict
met Japan, vanwege een provincie in China
die rijk was aan steenkool.

Beide landen wilden in dit gebied hun invloed
vergroten. 

In 1904 viel Japan Rusland aan, die tot ieders verbazing veel sterker waren.

Voor het eerst in de geschiedenis had een Aziatisch land een westers land verslagen. 

Bondgenootschappen

Door alle spanningen, probeerden
landen zich voor te bereiden op een
eventuele oorlog. 

Dit deden ze aan de hand van
bondgenootschappen. 

In het Europa van 1900 was er één land dat de machtsverhoudingen op scherp zette. Dat land was...

1. Frankrijk
2. Duitsland
3. Oostenrijk-Hongarije
4. België

De Eerste Wereldoorlog had twee bondgenootschappen: de geallieerden en de centralen.

Welk land hoorde bij welke kant?

Centralen

Geallieerden

Aan de slag

Maak in duo's vraag 3 en 4 (blz 19)

Aan de slag

Lees 1.2 in stilte! 10 min 

daarna maken: 

blz 30: 3 tm 6 en 12.