What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Verwijswoorden
Wat gaan we leren
Wat verwijswoorden zijn.
1 / 17
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
This lesson contains
17 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Wat gaan we leren
Wat verwijswoorden zijn.
Slide 1 - Slide
Verwijswoorden
Een verwijswoord verwijst naar een ander woord.
Of naar een groepje woorden in de tekst.
Of zelfs naar een hele zin.
Meestal staat dat woord of groepje woorden één regel eerder.
Slide 2 - Slide
Doel van de les
Aan het eind van de les kun je een aantal verwijswoorden noemen.
Aan het eind van de les weet je wat een verwijswoord is.
Slide 3 - Slide
Weet je nog een verwijswoord?
Slide 4 - Mind map
Voorbeelden van verwijswoorden zijn:
hij, het, ze, zij, die, dat, hier, er, daar, dan, toen.
Slide 5 - Slide
de en het-woorden
Het
meisje:
dit
meisje,
da
t meisje
Het meisje dat
daar fietst.
De
jongen:
deze
jongen
, die
jongen.
De jongen die
daar loopt.
Slide 6 - Slide
andere voorbeelden:
Ali komt uit Syrie.
Hij
is daar geboren.
Het verwijswoord is: hij. hij->Ali
Merhawit heeft een mooi droomhuis
, het
staat in Eritrea
Het verwijswoord is: het. het-> het droomhuis
Ik was in de vakantie in Griekenland. Het was
daar
heel mooi weer.
Het verwijswoord is: daar. daar -> in Griekenland
Het lievelingseten van Ebony is fufu.
Dat
vind ze heel lekker
Het verwijswoord is dat. Dat -> fufu
Slide 7 - Slide
Sharon komt uit Nigeria, zij woont nu in Nederland.
Wat is hier het verwijswoord?
A
Ayoub
B
woont
C
zij
D
Nederland
Slide 8 - Quiz
Sharon komt uit Nigeria, zij woont nu in Nederland.
Waar verwijst zij naar?
A
Sharon
B
woont
C
hij
D
Nederland
Slide 9 - Quiz
Vanessa komt uit Ghana, dat is een mooi land.
Wat is hier het verwijswoord?
A
Vanessa
B
Ghana
C
land
D
dat
Slide 10 - Quiz
Vanessa komt uit Ghana, dat is een mooi land.
Waar verwijst dat naar?
A
Vanessa
B
Ghana
C
Nederland
D
komt
Slide 11 - Quiz
Ik heb zin in de pauze, Dan ga ik een croissant kopen.
Wat is hier het verwijswoord?
A
ik
B
dan
C
pauze
D
zin
Slide 12 - Quiz
Ik heb zin in de pauze. Dan ga ik een croissant kopen.
Waar verwijst dan naar?
A
croissant
B
in de pauze
C
zin
D
dan
Slide 13 - Quiz
Ik heb gesport en ik heb dorst. Daarom ga ik straks wat drinken.
Wat is hier het verwijswoord?
A
Ik
B
straks
C
wat
D
daarom
Slide 14 - Quiz
Ik heb gesport en ik heb dorst. Daarom ga ik straks wat drinken.
Waar verwijst daarom naar?
A
dat ik dorst heb
B
gesport
C
en
D
ik
Slide 15 - Quiz
Weet je nu wat verwijswoorden zijn?
A
Ja!
B
Nee
C
Een beetje
Slide 16 - Quiz
Hoe vond je deze les met Lessonup
A
Interessant
B
goed
C
mwah
D
slecht
Slide 17 - Quiz
More lessons like this
1T Verwijswoorden
May 2020
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Verwijswoorden
March 2022
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Verwijswoorden -1TH
March 2021
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Verwijswoorden
February 2021
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Verwijswoorden
January 2021
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Verwijswoorden
March 2022
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Verwijswoorden
September 2021
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Verwijswoorden
February 2023
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1